Holocaust bronteksten
Onderstaande 54 vertalingen zijn afkomstig uit De Holocaust in de woorden van de nazi's zelf (2023), waarin ook de Duitse bronteksten en Engelse vertalingen te vinden zijn. De bibliografie vind je hier.
Heinrich Himmler, hoofd van de SS en belangrijkste sleutelfiguur in deze geheime operatie
In het boek beginnen we met bronteksten uit 1920, 1925 en 1928, om de voorbodes en geleidelijke escalatie van de jodenvervolging te schetsen. Op deze pagina beginnen we direct bij de citaten van 1941, omdat deze rechtstreeks over de gaskamers gaan en voor de meeste bezoekers daarom het interessantst zijn.
Wil je toch liever met het 1920 citaat beginnen, scroll dan naar beneden tot je de eerste afbeelding tegenkomt. Vanaf dat punt kun je dan de eerdere 12 citaten lezen.
Belangrijke delen van elk citaat heb ik in bold type weergegeven. Mijn commentaar is in het oranje weergeven. De Duitse bronteksten in het blauw. Bij het vertalen heb ik vooral getracht zo dicht mogelijk bij het Duits te blijven, ook als de Nederlandse zinnen daardoor wat houterig klinken.
WAARSCHUWING:
Uiteraard zul je in deze uitspraken onversneden antisemitisme tegenkomen, alsmede een aantal bekende en minder bekende complottheorieën. Een weerlegging van die complottheorieën vind je op de Holocaust Documents pagina's.
FAIR USE:
Voer je met iemand een discussie over de Holocaust? Kopieer dan gerust de Duitse, Nederlandse of Engelse teksten. Het is mede voor dat doeleinde dat ik ze online heb gezet. Graag wel een link naar deze pagina en/of boekenbestellen toevoegen.
LUISTERTIP:
Instrumentale achtergrondmuziek voor tijdens het lezen: Gandalf - The Universal Play (1987) en Gallery of Dreams (1992)
1941
13) Hermann Göring, brief aan Reinhard Heydrich, juli 1941
“In Ergänzung der Ihnen bereits mit Erlaß vom 24.1.39 übertragenen Aufgabe, die Judenfrage in Form der Auswanderung oder Evakuierung einer den Zeitverhältnissen entsprechend möglichst günstigsten Lösung zuzuführen, beauftrage ich Sie hiermit, alle erforderlichen Vorbereitungen in organisatorischer, sachlicher und materieller Hinsicht zu treffen für eine Gesamtlösung der Judenfrage im deutschen Einflußgebiet in Europa.
Soferne hierbei die Zuständigkeit anderer Zentralinstanzen berührt werden, sind diese zu beteiligen.
Ich beauftrage Sie weiter, mir in Bälde einen Gesamtentwurf über die organisatorischen, sachlichen und materiellen Vorausmaßnahmen zur Durchführung der angestrebten Endlösung der Judenfrage vorzulegen.”
“Naast de taak die u bij decreet van 24 januari 1939 is opgedragen om een goede oplossing voor het Joodse vraagstuk te vinden in de vorm van emigratie of evacuatie, draag ik u hierbij op om alle benodigde organisatorische, praktische en materiële voorbereidingen te treffen voor een volledige oplossing van het Joodse vraagstuk in de Duitse invloedssfeer in Europa.
Als er zaken zijn die onder de verantwoordelijkheid van andere centrale autoriteiten vallen, dan moeten zij erbij worden betrokken.
Ik geef u tevens opdracht om mij in de nabije toekomst een algemene planning voor te leggen van de organisatorische, praktische en materiële voorbereidingen voor het uitvoeren van de beoogde definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk.”
14) Hitler, tafelgesprek, 25 oktober 1941
Uit onderstaande opmerking blijkt dat Hitler het “criminele ras” het liefst een moeras in zou sturen, en dat hij niets tegen het gerucht had dat de nationaalsocialisten het Jodendom wilden uitroeien. Ook herhaalt Hitler zijn mening (zie citaat 2) dat het stichten van een Joodse staat, waar alle Duitse en Poolse Joden dan heen zouden kunnen verhuizen, geen oplossing was die een kans van slagen had. Merk op dat het nu eind 1941 is en over enkele maanden de Wannseeconferentie zal plaatsvinden waar een groot aantal nazi-leiders over de nieuwe “Endlösung der Judenfrage” zal worden geïnformeerd, het officiële begin van de Holocaust.
Dit specifieke tafelgesprek, dat plaatsvond in het bijzijn van Himmler en Heydrich, is uitsluitend te vinden in het in 1980 gepubliceerde Monologe im Führerhauptquartier 1941-1940 van Heinrich Heim, dus niet in het in 1976 gepubliceerde Tischgespräche im Führerhauptquartier van Henry Picker.
“Vor dem Reichstag habe ich dem Judentum prophezeit, der Jude werde aus Europa verschwinden, wenn der Krieg nicht vermieden bleibt. Diese Verbrecherrasse hat die zwei Millionen Toten des Weltkrieges auf dem Gewissen, jetzt wieder Hunderttausende. Sage mir keiner: Wir können sie doch nicht in den Morast schicken! Wer kümmert sich denn um unsere Menschen? Es ist gut, wenn uns der Schrecken vorangeht, dass wir das Judentum ausrotten. Der Versuch, einen Judenstaat zu gründen, wird ein Fehlschlag sein.”
“Tegenover de Rijksdag [op 30 januari 1939] profeteerde ik over het Jodendom dat als de oorlog niet werd vermeden, de Jood uit Europa zou verdwijnen. Dit criminele ras heeft de twee miljoen doden van de Eerste Wereldoorlog op het geweten, en nu weer honderdduizenden. Laat niemand tegen mij zeggen: 'We kunnen ze toch niet het moeras in sturen?!' Wie geeft er dan om onze mensen? Het is goed dat over ons het angstaanjagende gerucht de ronde doet dat wij het Jodendom uitroeien. De poging om een Joodse staat te stichten zal een mislukking zijn.”
15) Erhard Wetzel, conceptbrief, 25 oktober 1941
In het onderwerp van deze conceptbrief verwijst Erhard Wetzel, een voor Alfred Rosenberg werkende jurist, naar een rapport van Reichskommissar Hinrich Lohse van 4 oktober 1941, dat niet is teruggevonden. De briefwisseling ging blijkbaar over de openbare executies van Joden in Vilnius, die daar voor veel opschudding hadden gezorgd.
Wetzel vermeldt in deze brief dat Viktor Brack – van de kanselarij van de Führer! – ermee had ingestemd “te helpen bij de bouw van de benodigde accommodatie en de vergassingsapparaten”, oftewel de vergassingswagens.
“Entwurf
Der Reichsminister
für die besetzten Ostgebiete
Sachbearbeiter AGR Dr. Wetzel
Berlin, den 25. Oktober 1941.
Geheim!
Betr.: Lösung der Judenfrage.
1. An den Reichskommissar für den Ostland
Betr.: Ihren Bericht vom 4.10.1941 bezüglich Lösung der Judenfrage
Unter Bezugnahme auf mein Schreiben vom 18.Okt. 1941 teile ich Ihnen mit, daß sich Oberdienstleiter Brack von der Kanzlei des Führers bereit erklärt hat, bei der Herstellung der erforderlichen Unterkünfte sowie der Vergasungsapparate mitzuwirken. Zur Zeit sind die in Betracht kommenden Apparate in genügender Anzahl nicht vorhanden, sie müssen erst hergestellt werden. Da nach Aufassung Bracks die Herstellung der Apparate im Reich viel größere Schwierigkeiten bereitet als am Ort und Stelle, hält es Brack für am zweckmäßigsten, wenn er umgehend seine Leute, insbesondere sein Chemiker Dr. Kallmayer nach Riga sendet, der dort alles weitere veranlassen wird. Oberdienstleiter Brack weist darauf hin, daß das in Betracht kommende Verfahren nicht ungefährlich ist, so daß insbesondere Schutzmaßnahmen erforderlich seien. Unter diesen Umständen bitte ich Sie, sich über Ihren Höheren SS- und Polizeiführer an Oberdienstleiter Brack in der Kanzlei des Führers zu wenden und um die Entsendung des Chemikers Kallmeyer sowie weitere Hilfskräfte zu bitten. Ich darf darauf hinweisen, daß Sturmbannführer Eichmann, der Sachbearbeiter für Judenfragen im RSHA durchaus mit diesem Verfahren einverstanden ist. Nach Mitteilung von Sturmbannführer Eichmann sollen in Riga und in Minsk Lager für Juden geschaffen werden, in die evtl. auch Juden aus dem Altreichgebeit kommen. Es werden zur Zeit aus dem Altreich Juden evakuiert, die nach Litzmannstadt, aber auch nach anderen Lagern kommen sollen, um dann später im Osten, soweit arbeitsfähig, in Arbeiteinsatz zu kommen.
Nach Sachlage bestehen keine Bedanken, wenn diejenigen Juden, die nicht arbeitsfähig sind, mit den Brackschen Hilfsmitteln beseitigt werden. Auf diese Weise dürften dann auch die Vorgänge, wie sie sich bei den Erschießungen der Juden in Wilna nach einem mir vorliegenden Bericht ergeben haben, und die auch im Hinblick darauf, daß die Erschießungen öffentlich vorgenommen wurden, kaum gebilligt werden können, nicht mehr möglich sein. Die Arbeitsfähigen dagegen werden zum Arbeitseinsatz nach Osten abtransportiert. Daß bei den arbeitsfähigen Juden Männer und Frauen getrennt zu halten sind, dürfte selbstverständlich sein.
Über Ihre weiteren maßnahmen erbitte ich Bericht.”
“Voorlopige versie
De Rijksminister
voor de bezette oostelijke gebieden
Griffier AGR. Dr. Wetzel
Berlijn, 25 oktober 1941.2
Geheim!
Onderwerp: Oplossing van het joodse vraagstuk.
1. Aan de Rijkscommissaris voor het Oosten
Betreft: Uw bericht van 4 oktober 1941 betreffende de oplossing van het Jodenvraagstuk
Naar aanleiding van mijn brief van 18 oktober 1941 heb ik u meegedeeld dat Oberdienstleiter Brack van de Führerkanselarij ermee had ingestemd te helpen bij de bouw van de benodigde accommodatie en de vergassingsapparaten. Op het moment zijn de beoogde apparaten niet in voldoende aantallen beschikbaar; ze moeten eerst gefabriceerd worden. Aangezien de fabricage van de apparaten in het Rijk volgens Brack veel moeilijker is dan ter plekke, denkt Brack dat het het beste is als hij onmiddellijk zijn mensen naar Riga laat komen, vooral zijn chemicus Dr. Kallmayer, die daar voor de rest zal zorgen. Oberdienstleiter Brack wijst erop dat de overwogen procedure niet zonder risico's is, zodat beschermende maatregelen bijzonder noodzakelijk zijn. Onder deze omstandigheden verzoek ik u contact op te nemen met Oberdienstleiter Brack in het kantoor van de Führer via uw Hogere SS- en Politiechef en te vragen om de apotheker Kallmeyer en andere assistenten te sturen. Mag ik erop wijzen dat Sturmbannführer Eichmann, die verantwoordelijk is voor de behandeling van Joodse kwesties in het RSHA, het volledig eens is met deze procedure? Volgens berichten van Sturmbannführer Eichmann zullen er in Riga en Minsk kampen voor Joden worden opgezet, waar ook Joden uit het Oude Rijk naartoe kunnen komen. Momenteel worden er Joden uit het Oude Rijk geëvacueerd die naar Litzmannstadt, maar ook naar andere kampen, moeten komen om dan, voor zover ze kunnen werken, later in het Oosten tewerkgesteld te worden.
Gezien de situatie zijn er geen bezwaren als de Joden die niet kunnen werken met de Brackse hulpmiddelen worden geëlimineerd. Op deze manier kan een herhaling worden voorkomen van de gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens het neerschieten van de Joden in Wilna, waarover ik in het rapport heb gelezen; dat kon nauwelijks worden goedgekeurd, ook gezien het feit dat de executies in het openbaar plaatsvonden. Maar degenen die kunnen werken, worden voor werk naar het oosten vervoerd. Het spreekt voor zich dat de arbeidsgeschikte Joodse mannen en vrouwen gescheiden worden gehouden.
Ik verzoek om een rapport over uw verdere maatregelen.”
16) Joseph Goebbels, dagboek, 2 november 1941
Het is makkelijker om mensen uit te roeien als je ze niet alleen demoniseert als ondermijners van de staat en de wereldvrede, maar ze bovendien blijft omschrijven als luizen, ratten, bacillen, parasieten of ander ongedierte. In het boekje Der Giftpilz (1938), uitgegeven door de antisemitische nazi-krant Der Stürmer, worden de Joden afgeschilderd als giftige paddenstoelen. Goebbels is in 1941 al helemaal van deze genocidale mentaliteit doordrongen, zoals blijkt uit de volgende uitspraak, minder dan drie maanden voor de Wannseeconferentie.
“Die Juden sind die Läuse der zivilisierten Menschheit. Man muß sie irgendwie ausrotten, sonst werden sie immer wieder ihre peinigende und lästige Rolle spielen. Nur wenn man mit der nötigen Brutalität gegen sie vorgeht, wird man mit ihnen fertig. Wo man sie schont, wird man später ihr Opfer sein.”
“De Joden zijn de luizen van de beschaafde mensheid. Ze moeten op de een of andere manier worden uitgeroeid, anders blijven ze hun kwellende en irriterende rol spelen. Alleen als je met de nodige bruutheid tegen ze optreedt, kun je van ze afkomen. Waar je ze spaart, zul je later hun slachtoffer worden.”
17) Goebbels, ‘Die Juden sind schuld!’, 16 november 1941
Twee weken later verscheen van zijn hand het volgende artikel getiteld De Joden zijn schuldig! (twee jaar later gepubliceerd in Das Eherne Herz: Reden und Aufsatze aus den Jahren 1941/42), waarin bovenstaande in veel meer detail uiteen wordt gezet.
“Die historische Schuld des Weltjudentums am Ausbruch und an der Ausweitung dieses Krieges ist so hinreichend erwiesen, daß darüber keine Worte mehr zu verlieren sind. Die Juden wollten ihren Krieg, und sie haben ihn nun. Aber es bewahrheitet sich an ihnen auch die Prophezeiung, die der Führer am 30. Januar 1939 im Deutschen Reichstag aussprach, daß, wenn es dem internationalen Finanzjudentum gelingen sollte, die Völker noch einmal in einen Weltkrieg zu stürzen, das Ergebnis nicht die Bolschewisierung der Erde und damit der Sieg des Judentums sein werde, sondern die Vernichtung der jüdischen Rasse in Europa.
Wir erleben eben den Vollzug dieser Prophezeiung, und es erfüllt sich damit am Judentum ein Schicksal, das zwar hart, aber mehr als verdient ist. Mitleid oder gar Bedauern ist da gänzlich unangebracht. Das Weltjudentum hat in der Anzettelung dieses Krieges die ihm zur Verfügung stehenden Kräfte vollkommen falsch eingeschätzt, und es erleidet nun einen allmählichen Vernichtungsprozeß, den es uns zugedacht hatte und auch bedenkenlos an uns vollstrecken ließe, wenn es dazu die Macht besäße. Es geht jetzt nach seinem eigenen Gesetz: "Auge um Auge, Zahn um Zahn" zugrunde.
In dieser geschichtlichen Auseinandersetzung ist jeder Jude unser Feind, gleichgültig, ob er in einem polnischen Ghetto vegetiert oder in Berlin oder in Hamburg noch sein parasitäres Dasein fristet oder in New York oder Washington in die Kriegstrompete bläst. Alle Juden gehören aufgrund ihrer Geburt und Rasse einer internationalen Verschwörung gegen das nationalsozialistische Deutschland an. Sie wünschen seine Niederlage und Vernichtung und tun, was in ihren Kräften steht, um daran mitzuhelfen. Daß sie im Reich selbst dazu nur noch geringe Möglichkeiten finden, ist nicht etwa darauf zurückzuführen, daß sie hier loyal wären, sondern ausschließlich darauf, daß wir dagegen die uns geeignet erscheinenden Maßnahmen getroffen haben.
Eine dieser Maßnahmen ist die Einführung des gelben Judensterns, den jeder Jude sichtbar zu tragen hat. Damit wollen wir ihn äußerlich kennzeichnen, vor allem auch deshalb, damit er beim geringsten Versuch, sich gegen die deutsche Volksgemeinschaft zu vergehen, auch gleich als Jude erkannt wird. Es ist das eine außerordentlich humane Vorschrift, sozusagen eine hygienische Prophylaxe, die verhindern soll, daß der Jude sich unerkannt in unsere Reihen einschleichen kann, um Zwietracht zu säen.
Als die Juden vor einigen Wochen, geschmückt mit ihrem Judenstern, im Berliner Stadtbild erschienen, war der erste Eindruck unter den Bürgern der Reichshauptstadt der einer allgemeinen Verblüffung. Nur die allerwenigsten wußten, daß es noch so viele Juden in Berlin gab. Jeder entdeckte in seiner Umgebung oder Nachbarschaft einen harmlos tuenden Zeitgenossen, der zwar durch gelegentliches Meckern oder Miesmachen aufgefallen war, den aber niemand für einen Juden gehalten hatte. Er hatte sich also offenbar getarnt, Mimikry getrieben, sich in seiner Schutzfarbe dem Milieu, in dem er lebte, angepaßt und auf seine Stunde gewartet. Wer unter uns hatte auch nur eine Ahnung, daß der Feind direkt neben ihm stand, daß er schweigender oder geschickt antreibender Zuhörer war bei Gesprächen auf der Straße, in der U-Bahn, in den vor den Zigarettenläden stehenden Schlangen? Es gibt Juden, die man kaum noch an ihrem Äußeren erkennen kann. Sie haben sich auch in dieser Beziehung angeglichen, so weit es geht. Diese sind die gefährlichsten. Es ist charakteristisch, daß jede Maßnahme, die wir gegen die Juden treffen, schon am anderen Tage in englischen und USA.-Zeitungen zu lesen steht. Die Juden verfügen also heute noch über geheime Verbindungen zum feindlichen Ausland und nutzen diese auch nicht nur in eigener Sache, sondern in allen kriegswichtigen Angelegenheiten des Reiches aus. Der Feind sitzt also mitten unter uns. Was liegt nun näher, als daß wir ihn wenigstens für jeden Bürger äußerlich kenntlich machen?
In den ersten Tagen nach Einführung des Judensterns ging der Berliner Zeitungsverkauf rapide in die Höhe. Jeder Jude, der über die Straße mußte, erstand sich eine Zeitung, um schamhaft sein Kainsmal damit zu verdecken. Als das verboten wurde, sah man hier und da Juden auf den Straßen des Berliner Westens in Begleitung von nichtjüdischen Ausländern herumparadieren. Diese Judenknechte hätten eigentlich auch Anspruch auf einen Judenstern. Die Argumente, die sie für ihr provokatorisches Verhalten vorbringen, sind immer dieselben: die Juden seien doch auch Menschen – als wenn wir jemals etwas anderes behauptet hätten und dasselbe nicht ebenfalls auf Raubmörder, Kindesvergewaltiger, Diebe und Zuhälter zuträfe, ohne daß man gleich mit ihnen auf dem Kurfürstendamm Spazierengehen wollte! –, ihr Jude sei ein anständiger Jude – jeder betroffene Jude hatte danach einen dummen und instinktlosen Goy gefunden, der ihn für anständig hielt! –, man kenne sich schon seit Jahren – als wenn das ein Grund wäre, dem Juden eine Art Ehrengeleit zu geben –, und was derlei Unsinn mehr ist.
Die Juden sehen sich nun allmählich ganz auf sich selbst gestellt und versuchen jetzt, einen neuen Trick anzuwenden. Sie kennen doch den gutmütigen deutschen Michel in uns, der immer gerne bereit ist, für eine sentimentale Träne alles ihm angetane Unrecht zu vergessen: plötzlich hat man den Eindruck, als ob es unter den Berliner Juden nur noch putzige kleine Babies, die durch ihre kindliche Hilflosigkeit rühren sollen, oder gebrechliche alte Frauen gibt. Die Juden schicken ihre Mitleidgarde vor. Sie mögen damit einige harmlose Gemüter in momentane Verwirrung bringen, uns nicht. Wir wissen ganz genau, woran wir mit ihnen sind.
Schon ihretwegen müssen wir den Krieg gewinnen. Verlören wir ihn, so würden sich die harmlos tuenden jüdischen Biedermänner plötzlich in reißende Wölfe verwandeln. Sie würden sich auf unser Volk, auf unsere Frauen und Kinder stürzen, um an ihnen ein Rachewerk zu vollziehen, für das es in der Geschichte kein Beispiel gibt. So haben sie es ja in Bessarabien und in den baltischen Staaten gemacht, als hier der Bolschewismus Einzug hielt; und dort hatten weder die Völker noch die Regierungen ihnen irgendein Leid zugefügt. Wir können in unserem Kampf gegen das Judentum nicht mehr zurück – ganz abgesehen davon, daß wir das auch gar nicht wollen. Die Juden müssen von der deutschen Volksgemeinschaft abgesondert werden, denn sie gefährden unsere nationale Geschlossenheit.
Das ist ein elementares Gebot völkischer, nationaler und sozialer Hygiene. Sie werden niemals Ruhe geben. Sie würden, wenn sie es könnten, ein Volk nach dem anderen gegen uns in den Krieg hineinführen. Was gilt ihnen das damit verbundene Leid der Menschen, wenn sie nur die Welt unter ihre Geld- und Blutherrschaft zwingen! Die Juden sind eine parasitäre Rasse, die sich wie ein faulender Schimmel auf die Kulturen gesunder, aber instinkt-armer Völker legt. Dagegen gibt es nur ein wirksames Mittel: einen Schnitt machen und abstoßen.
Wie armselig nehmen sich vor diesem Weltproblem, das seit Jahrtausenden die Menschen beschäftigt, die stupiden, gedankenlos rührseligen Argumente einiger zurückgebliebener Judenfreunde aus! Sie würden wahrscheinlich Augen, Nase und Mund aufsperren, wenn sie ihre lieben Juden sich einmal im Besitz der Macht betätigen sähen. Aber dann wäre es zu spät. Und deshalb ist es die Pflicht einer nationalen Führung, mit den ihr geeignet erscheinenden Mitteln dafür zu sorgen, daß dieser Zustand nie eintritt. Es gibt einen Unterschied zwischen Menschen und Menschen, genau wie es einen Unterschied zwischen Tieren und Tieren gibt. Wir kennen gute und böse Menschen, wie wir auch gute und böse Tiere kennen. Die Tatsache, daß der Jude noch unter uns lebt, ist kein Beweis dafür, daß er auch zu uns gehört, genau so wie der Floh ja auch nicht dadurch zum Haustier wird, daß er sich im Hause aufhält. Wenn Herr Bramsig oder Frau Knöterich beim Anblick einer alten Frau, die den Judenstern trägt, eine Regung von Mitleid empfinden, dann mögen sie gefälligst auch nicht vergessen, daß ein entfernter Neffe dieser alten Frau mit Namen Nathan Kaufman in New York sitzt und einen Plan vorbereitet hat, nach dem die deutsche Bevölkerung unter 60 Jahren sterilisiert werden soll, und daß der Sohn ihres entfernten Onkels als Kriegstreiber unter dem Namen Baruch oder Morgenthau oder Untermayer hinter Mr. Roosevelt steht, um ihn in den Krieg hineinzuhetzen, und daß, wenn das gelänge, unter Umständen ein braver aber unwissender USA.-Soldat den einzigen Sohn von Herrn Bramsig oder von Frau Knöterich totschießt, alles zur höheren Ehre des Judentums, zu dem auch diese alte Frau gehört, sie mag noch so zerbrechlich und mitleiderregend tun.
Wenn wir Deutschen überhaupt einen verhängnisvollen Fehler in unserem Nationalcharakter aufweisen, dann ist es der einer allzu großen Vergeßlichkeit. Dieser Fehler zeugt zwar für unsere menschliche Anständigkeit und Großzügigkeit, nicht immer aber für unsere politische Einsicht und Klugheit. Wir halten alle Menschen für so gutmütig, wie wir selber sind. Die Franzosen drohen uns im Winter 1939/40 die Zerstückelung des Reiches an und daß wir mit unseren Familien vor ihren dampfenden Feldküchen Schlange stehen müßten, um einen Schlag warmes Essen zu bekommen. Unsere Heere werfen Frankreich in sechs Wochen nieder, und dann sieht man die deutschen Soldaten an den Landstraßen Brot und Wurst an die hungernden französischen Frauen und Kinder und Benzin an die Pariser Flüchtlinge verteilen, damit sie möglichst schnell wieder in ihre Hauptstadt zurückkommen, um dort wenigstens zum Teil erneut ihre Hetze gegen das Reich entfalten zu können.
So sind wir Deutschen nun mal. Unsere Nationaltugend ist unser Nationalfehler. Wir möchten wohl alle nicht anders sein, und wo unsere weltbekannte Michelhaftigkeit keinen schweren Schaden anrichtet, sei auch nichts dagegen gesagt. Aber schon Klopstock bat uns den guten Rat gegeben, nicht allzu gerecht zu sein; unsere Feinde dächten nicht edel genug, zu sehen, wie schön unser Fehler sei.
Wenn irgendwohin, dann paßt dieses Wort auf unser Verhältnis den Juden gegenüber. Hier ist Nachgiebigkeit nicht nur Schwäche, sondern Pflichtvergessenheit und ein Verbrechen gegen die Staatssicherheit obendrein. Denn die Juden sehnen ja nur eine Möglichkeit herbei, um uns unsere Tölpelhaftigkeit mit Blut und Terror zu belohnen. Dazu darf es niemals kommen. Und eine der wirksamsten Maßnahmen dagegen ist eine unerbittliche, kalte Härte gegen die Verderber unseres Volkes, gegen die Anstifter dieses Krieges, gegen seine Nutznießer, wenn wir ihn verlören, und deshalb notwendigerweise auch gegen seine Opfer, wenn wir ihn gewinnen.
Darum sei es noch einmal zu allem Überfluß gesagt:
1. Die Juden sind unser Verderb. Sie haben diesen Krieg angezettelt und herbeigeführt. Sie wollen mit ihm das Deutsche Reich und unser Volk vernichten. Dieser Plan muß zuschanden gemacht werden.
2. Es gibt keinen Unterschied zwischen Juden und Juden. Jeder Jude ist ein geschworener Feind des deutschen Volkes. Wenn er seine Feindschaft gegen uns nicht zeigt, so nur aus Feigheit und Schlauheit, nicht aber, weil er sie nicht im Herzen trüge.
3. Jeder deutsche Soldat, der in diesem Kriege fällt, geht auf das Schuldkonto der Juden. Sie haben ihn auf dem Gewissen, und sie müssen deshalb auch dafür bezahlen.
4. Wenn einer den Judenstern trägt, so ist er damit als Volksfeind gekennzeichnet. Wer mit ihm noch privaten Umgang pflegt, gehört zu ihm und muß gleich wie ein Jude gewertet und behandelt werden. Er verdient die Verachtung des ganzen Volkes, das er in seiner schwersten Zeit feige und gemein im Stich läßt, um sich auf die Seite seiner Hasser zu stellen.
5. Die Juden genießen den Schutz des feindlichen Auslandes. Es bedarf keines weiteren Beweises für ihre verderbliche Rolle in unserem Volk.
6. Die Juden sind Sendboten des Feindes unter uns. Wer sich zu ihnen stellt, läuft im Kriege zum Feinde über.
7. Die Juden haben kein Recht, sich unter uns als gleichberechtigt aufzuspielen. Wo sie auf der Straße, in Schlangen vor den Läden, auf den Verkehrsmitteln das Wort ergreifen wollen, sind sie zum Schweigen zu veranlassen, nicht nur, weil sie grundsätzlich Unrecht haben, sondern weil sie Juden sind und keine Stimme in der Gemeinde besitzen.
8. Wenn die Juden Dir sentimental kommen, so wisse, daß das eine Spekulation auf Deine Vergeßlichkeit ist; zeige ihnen sofort, daß Du sie durchschaust, und strafe sie mit Verachtung.
9. Dem anständigen Feind gebührt nach der Niederlage unsere Großmut. Aber der Jude ist kein anständiger Feind, er tut nur so.
10. Die Juden sind schuld am Kriege. Sie erleiden durch die Behandlung, die wir ihnen angedeihen lassen, kein Unrecht. Sie haben sie mehr als verdient.
Mit ihnen endgültig fertig zu werden, ist Sache der Regierung. Keiner hat das Recht, auf eigene Faust zu handeln, aber jeder die Pflicht, die Maßnahmen des Staates gegen die Juden zu würdigen, sie jedermann gegenüber zu vertreten und sich durch keine Tricks und Winkelzüge der Juden in seiner klaren Erkenntnis über ihre Gefährlichkeit irremachen zu lassen.
Das verlangt die Sicherheit des Staates von uns allen.”
“De historische schuld van het Wereldjodendom voor het uitbreken en uitbreiden van deze oorlog is al zo toereikend bewezen dat er geen woorden meer aan hoeven te worden gewijd. De Joden wilden hun oorlog, en nu hebben ze die. Maar daarmee vervullen ze ook de profetie die de Führer op 30 januari 1939 in de Duitse Rijksdag uitsprak, namelijk dat als het internationale financiële Jodendom erin zou slagen de volkeren opnieuw in een wereldoorlog te storten, het resultaat niet de bolsjewisering van de aarde en daarmee de overwinning van het Jodendom zou zijn, maar de vernietiging van het Joodse ras in Europa.
We zijn nog maar net getuige van de vervulling van deze profetie, en daarmee gaat een lot voor het Jodendom in vervulling dat zeer hard is, maar meer dan verdiend. Medelijden of zelfs spijt is volkomen ongepast. Door deze oorlog te beginnen, heeft het Wereldjodendom de krachten waarover het beschikte volledig verkeerd ingeschat, en ondergaat het nu zelf een geleidelijk proces van vernietiging wat het voor ons in gedachten had en zonder aarzelen zou hebben uitgevoerd als het de macht had om dat te doen. Het gaat nu volgens zijn eigen wet van 'oog om oog, tand om tand' ten gronde.
In deze historische confrontatie is elke Jood onze vijand, of hij nu vegeteert in een Poolse getto, een parasitair bestaan leidt in Berlijn of Hamburg, of de oorlogstrompet blaast in New York of Washington. Alle Joden maken door hun geboorte en ras deel uit van een internationale samenzwering tegen nationaalsocialistisch Duitsland. Ze verlangen naar de nederlaag en vernietiging ervan en zullen alles doen om daar aan bij te dragen. Het feit dat ze daar in het Rijk zelf maar weinig gelegenheid toe vinden, is niet te danken aan hun loyaliteit hier maar enkel aan het feit dat wij de benodigde maatregelen hebben genomen.
Een van die maatregelen was de invoering van de gele Jodenster, die iedere Jood zichtbaar moet dragen. Daarmee willen we hem zichtbaar kenmerken, zodat hij bij de minste poging om de Duitse nationale gemeenschap te beledigen onmiddellijk als Jood wordt herkend. Het is een buitengewoon humane regeling, als het ware een hygiënische profylaxe, bedoeld om te voorkomen dat de Jood onopgemerkt onze gelederen binnensluipt om onenigheid te zaaien.
Toen de Joden, getooid met hun Jodenster, een paar weken geleden in het stadsbeeld van Berlijn verschenen, was de eerste indruk bij de burgers van de rijkshoofdstad er een van algemene verbazing. Zeer weinigen wisten dat er nog zoveel Joden in Berlijn waren. Iedereen ontdekte in zijn omgeving of buurt een ongevaarlijk overkomende tijdgenoot die zo nu en dan de aandacht had getrokken door te zeuren of iets te verpesten, maar waarvan niemand vermoed had dat het een Jood was. Blijkbaar had hij zich gecamoufleerd, mimiek beoefend, zijn beschermende kleur aangepast aan de omgeving waarin hij leefde en een opportuun moment afgewacht. Wie van ons had enig idee dat de vijand vlak naast hem stond, dat hij stilletjes luisterde naar gesprekken op straat, in de metro, in de rijen buiten de sigarettenwinkels? Er zijn Joden die aan hun uiterlijk nauwelijks te herkennen zijn. Ook in dat opzicht hebben ze zich vermomd, voor zover dat gaat. Dit zijn de gevaarlijksten. Het is typisch dat elke maatregel die wij tegen de Joden nemen de volgende dag in Engelse en Amerikaanse kranten staat. De Joden hebben dus nog steeds geheime connecties met vijandige landen en die gebruiken ze niet alleen voor hun eigen voordeel maar ook voor alle oorlogsgerelateerde zaken van het Rijk. De vijand bevindt zich dus in ons midden. Wat ligt er meer voor de hand dan dat we het in ieder geval uiterlijk herkenbaar maken voor iedere burger?
In de eerste dagen na de introductie van de Jodenster nam de krantenverkoop in Berlijn een hoge vlucht. Elke Jood die de straat moest oversteken kocht een krant om zijn merkteken van Kaïn beschaamd te verbergen. Toen dit werd verboden, zag je hier en daar Joden door de straten van West-Berlijn paraderen, vergezeld door niet-Joodse buitenlanders. Deze Jodenknechten verdienden eigenlijk ook een Jodenster. De argumenten die ze aanvoeren voor hun provocerende gedrag zijn altijd dezelfde: “De Joden zijn ook mensen” – alsof we ooit anders hadden beweerd en alsof datzelfde niet geldt voor rovers, kinderverkrachters, dieven en pooiers, waar je toch niet mee over de Kurfürstendamm wilt wandelen!; “Mijn Jood is een fatsoenlijke Jood” – elke getroffen Jood had achteraf een domme en instinctloze goj1 gevonden die dacht dat hij fatsoenlijk was!; “Wij kennen elkaar al jaren” – alsof dat reden zou zijn om de Jood een soort ere-escort te geven; en meer van dat soort onzin.
1 Goj of goy (meervoud gojim of goyim): een niet-Jood. Letterlijk 'lid van de volkeren'. Het woord heeft in het algemeen een negatieve connotatie, enigszins te vergelijken met hoe de Grieken en Romeinen de term barbaar gebruikten.
De Joden beginnen er nu alleen voor te staan en proberen daarom een nieuwe truc uit. Jullie kennen de goedaardige Duitse Michel2 in ons die altijd klaar staat om al het onrecht dat hem is aangedaan voor een sentimentele traan te vergeten: opeens heb je de indruk dat er onder de Berlijnse Joden enkel schattige kleine baby's zijn die worden gekenmerkt door hun kinderlijke hulpeloosheid, of tengere oude vrouwen. De Joden sturen hun medelijdenwacht erop uit. Zij kunnen sommige naïeve zielen tijdelijk in de war brengen, maar niet ons. Wij weten precies wat we van hen kunnen verwachten.
2 De ‘Deutscher Michel’ is een oud zinnebeeld van Duitsland, te vergelijken met de Amerikaanse Uncle Sam en de Britse John Bull. Zijn zachte, onschuldige aard is die van een brave hendrik.
Alleen al vanwege deze Joden moeten we de oorlog winnen. Zouden we hem verliezen, dan zouden deze onschuldig overkomende brave burgers plotseling veranderen in roofzuchtige wolven. Ze zouden ons volk bespringen, onze vrouwen en kinderen, om een wraakactie op hen uit te voeren die ongeëvenaard is in de geschiedenis. Dat is wat ze hebben gedaan in Bessarabië [regio in het huidige Moldavië en Oekraïne] en de Baltische staten toen het bolsjewisme daar zijn intreden deed; en daar hadden noch de volkeren, noch de regeringen hen enig kwaad gedaan. We kunnen niet meer omkeren in onze strijd tegen het Jodendom – nog afgezien van het feit dat we dat niet willen. De Joden moeten worden gescheiden van de Duitse nationale gemeenschap omdat ze onze nationale eenheid in gevaar brengen.
Dit is een elementair gebod van etnische, nationale en sociale hygiëne. Zij zullen nooit rusten. Ze zouden, als ze dat konden, de ene natie na de andere in een oorlog tegen ons aanzetten. Wat kan hen het lijden van de mensen schelen, zolang ze de wereld maar onder hun heerschappij van geld en bloed weten te dwingen! De Joden zijn een parasitair ras dat zich als een rottende schimmel nestelt in de culturen van gezonde maar instinct-arme volkeren. Daar is maar één effectief middel tegen: los snijden en afstoten.
Hoe armzalig, in het licht van dit wereldprobleem waar de mensheid al duizenden jaren onder gebukt gaat, zijn de domme, ondoordachte en sentimentele argumenten van een paar achtergebleven vrienden van de Joden! Ze zouden waarschijnlijk stomverbaasd en met open mond voor zich uit staren als ze eenmaal hun dierbare Joden aan de macht zagen. Maar dan zou het te laat zijn. Daarom is het de plicht van een nationale leiding om alle geschikte middelen in te zetten om ervoor te zorgen dat zo'n stand van zaken zich nooit voordoet. Er is een verschil tussen mensen en mensen, net zoals er een verschil is tussen dieren en dieren. We kennen goede en slechte mensen, net zoals we goede en slechte dieren kennen. Dat de Jood nog steeds onder ons leeft, is geen bewijs dat hij ook tot ons is gaan behoren, zoals een vlo geen huisdier wordt door zich in iemands huis te bevinden. Als meneer Bramsig of mevrouw Knotterich een steek van medelijden voelt bij het zien van een oude vrouw die de Jodenster draagt, bedenk dan dat een verre neef van deze oude vrouw, Nathan Kaufman genaamd, in New York een plan beraamt waarin de Duitse bevolking onder de 60 jaar wordt gesteriliseerd, en dat de zoon van hun verre oom achter meneer Roosevelt staat als oorlogsstoker onder de naam Baruch of Morgenthau of Untermayer, om hem tot de oorlog aan te zetten. En dat als dat lukt, een mogelijk dappere maar onwetende Amerikaanse soldaat de enige zoon van meneer Bramsig of mevrouw Knotterich neerschiet, allemaal voor de hogere eer van het Jodendom waartoe ook deze oude vrouw behoort, hoe kwetsbaar en zielig ze ook mag zijn.
Als wij Duitsers één fataal gebrek in ons nationale karakter vertonen, dan is het wel de te sterke neiging te vergeten. Dit gebrek getuigt van ons menselijk fatsoen en onze vrijgevigheid, maar niet altijd van ons politieke inzicht en onze voorzichtigheid. We denken dat anderen net zo goedaardig zijn als wij. In de winter van 1939/40 bedreigden de Fransen ons met de opbreking van het Rijk en de mogelijkheid dat wij en onze gezinnen in de rij zouden moeten staan voor hun dampende veldkeukens om een portie warm eten te krijgen. Onze legers zouden Frankrijk binnen zes weken omverwerpen, en dan zag je de Duitse soldaten op de plattelandswegen brood en worstjes uitdelen aan de uitgehongerde Franse vrouwen en kinderen, en benzine aan de Parijse vluchtelingen zodat ze zo snel mogelijk naar hun hoofdstad konden terugkeren. En om daar met deels vernieuwde krachten opnieuw tegen het Rijk te agiteren.
Zo zijn wij Duitsers. Onze nationale deugd is onze nationale tekortkoming. We zouden allemaal niet anders willen zijn, en zolang ons wereldberoemde Michel-karakter geen ernstige schade aanricht, hoeft het ook niet te worden bekritiseerd. Maar Friedrich Klopstock [1724-1803] gaf ons al het goede advies om niet té eerlijk te zijn; onze vijanden denken niet nobel genoeg om te zien hoe mooi onze tekortkoming is.
Als dit woord ergens op van toepassing is dan is het wel op hoe wij ons verhouden tot de Joden. Nalatigheid is hierbij niet alleen zwakte maar ook plichtsverzuim en bovendien een misdaad tegen de staatsveiligheid. Want de Joden wachten enkel op een kans om ons voor onze domheid te belonen met bloed en terreur. Zover mag het nooit komen. En een van de meest effectieve tegenmaatregelen is een niet-aflatende, koude hardheid tegen de vernietigers van ons volk, tegen de aanstichters van deze oorlog, tegen de begunstigden ervan als we hem verliezen, en dus noodzakelijkerwijs tegen de slachtoffers ervan als we hem winnen.
Daarom moet nogmaals nadrukkelijk worden gezegd:
1. De Joden zijn onze ondergang. Zij hebben tot deze oorlog aangezet en hem tot stand gebracht. Ze willen met deze oorlog het Duitse Rijk en ons volk vernietigen. Dit plan moet worden gedwarsboomd.
2. Er is geen verschil tussen Joden en Joden. Elke Jood is een gezworen vijand van het Duitse volk. Als hij zijn vijandschap jegens ons niet toont, is dat enkel uit lafheid en sluwheid, niet omdat hij het niet in zijn hart draagt.
3. Elke Duitse soldaat die sneuvelt in deze oorlog is voor rekening van de Joden. Ze hebben zijn dood op hun geweten en zullen er daarom voor moeten boeten.
4. Wanneer iemand de Jodenster draagt, dan is hij daarmee herkenbaar als vijand van het volk. Wie dan nog steeds privé met hem omgaat, behoort hem toe en moet als een Jood worden beschouwd en behandeld. Hij verdient de minachting van het hele volk, dat hij in deze moeilijkste tijd laf en gemeen in de steek laat om de kant van zijn haters te kiezen.
5. De Joden genieten de bescherming van vijandige landen. Er is geen verder bewijs nodig van hun verderfelijke rol in ons volk.
6. De Joden zijn boodschappers van de vijand onder ons. Wie hun kant kiest, loopt in de oorlog over naar de vijand.
7. De Joden hebben niet het recht zich voor te doen als gelijken onder ons. Waar ze zich ook willen uitspreken, of dat nu op straat is, in de rij voor winkels of in het openbaar vervoer, moeten ze het zwijgen worden opgelegd, niet alleen omdat ze fundamenteel ongelijk hebben, maar ook omdat ze Joods zijn en geen stem hebben in de gemeenschap.
8. Als de Joden zich zielig aan je voordoen, weet dan dat dit is om je neiging tot vergeten te testen; laat meteen zien dat je ze doorziet en straf ze met minachting.
9. De respectabele vijand verdient onze grootmoedigheid na de nederlaag. Maar de Jood is geen respectabele vijand, hij doet maar alsof.
10. De Joden zijn verantwoordelijk voor de oorlog. Er wordt hen door de behandeling die we ze geven geen onrecht aangedaan. Ze hebben het meer dan verdiend.
Het is aan de regering om eindelijk van ze af te raken. Niemand heeft het recht om op eigen initiatief te handelen, maar iedereen heeft de plicht om de maatregelen die de staat tegen de Joden heeft genomen te waarderen, deze aan te moedigen en zich niet door trucs en bedrog van de Joden te laten verwarren inzake hun gevaarlijkheid.
Dat is wat de staatsveiligheid van ons allemaal verlangt.”
18) Alfred Rosenberg, persconferentie, 18 november 1941
Op 18 november 1941, drie dagen na een vergadering met Himmler, liet Alfred Rosenberg het volgende aan de Duitse pers weten:
“Zugleich ist dieser Osten berufen, eine Frage zu lösen, die den Völkern Europas gestellt ist: das is die Judenfrage. Im Osten leben noch etwa sechs Millionen Juden, und diese Frage kann nur gelöst werden in einer biologischen Ausmerzung des gesamten Judentums in Europa. Die Judenfrage ist für Deutschland erst gelöst, wenn der letzte Jude das deutsche Territorium verlassen hat, und für Europa, wenn keine Jude mehr bis zum Ural auf dem europäischen Kontinent steht. Das ist die Ausgabe, die das Schicksal uns gestellt hat. [...] Es ist nötig, sie über den Ural zu drängen oder sonst irgendwie zur Ausmerzung zu bringen.”
“Tegelijkertijd wordt dit Oosten opgeroepen om een vraag op te lossen die aan de volkeren van Europa is gesteld: het Joodse vraagstuk. Er leven nog ongeveer zes miljoen Joden in het Oosten, en deze vraag kan alleen worden opgelost door biologische uitroeiing van het gehele Jodendom in Europa. Het Joodse vraagstuk zal voor Duitsland pas worden opgelost als de laatste Jood het Duitse grondgebied heeft verlaten, en voor Europa als er geen Joden meer op het Europese continent zijn tot aan het Oeralgebergte. Dat is de opgave die het lot ons gesteld heeft. […] Het is nodig om ze over de Oeral te duwen of ze op een andere manier tot uitsterven te brengen.”
Een uitspraak op het randje, omdat Rosenberg enerzijds spreekt over fysieke uitroeiing (“biologischen Ausmerzung”), maar aan de andere kant suggereert dat de Joden voorbij het Oeralgebergte zouden kunnen worden gedeporteerd. Ook op het randje omdat we ons hier, eind 1941, op de rand van de Holocaust bevinden.
19) Karl Jäger, executie-rapport, 1 december 1941
Het zogenaamde Jäger-Bericht is de meest gedetailleerde opsomming van het aantal executies dat is uitgevoerd door een Einsatzkommando. SS-officier Karl Jäger was commandant van Einsatzkommando 3, een moordcommando van Einsatzgruppe A, actief tijdens Operatie Barbarossa. Het rapport heeft betrekking op de periode van juni tot eind november 1941, dus 6 maanden, waarin 137.346 mensen werden gedood. Het document bevat 9 bladzijden die je online kunt bekijken. In de tabellen staan de executies genoemd per bevolkingsgroep, dus het aantal Joden, Roma, verstandelijk gehandicapten, communisten etc. Hieronder enkel een paar korte passages.
“Nach Aufstellung eines Rollkommandos unter Führung von SS-OStuf.Hamann und 8-10 bewährten Männern des EK.3 wurden nachfolgende Aktionen in Zusammenarbeit mit den lit.Partisanen durchgeführt:
[...]
Vor der Übernahme der sicherheitspol.Aufgaben durch das EK.3, Juden durch Pogrome und Exekutionen - ausschliesslich von Partisanen - liquidiert.
[...]
Ich kann heute feststellen, dass das Ziel, das Judenproblem für Litauen zu lösen, vom EK. 3 erreicht worden ist. In Litauen gibt es keine Juden mehr, ausser den Arbeitsjuden incl. ihrer Familien.
Das sind
in Schaulen ca. 4.500
in Kauen " 15.000
in Wilna " 15.000.
Diese Arbeitsjuden incl. ihrer Familien wollte ich ebenfalls umlegen, was mir jedoch scharfe Kampfansage der Zivilverwaltung (dem Reichskommissar) und der Wehrmacht eintrug und das Verbot auslöste: Diese Juden und ihre Familien dürfen nicht erschossen werden!
Das Ziel, Litauen judenfrei zu machen, konnte nur erreicht werden durch die Aufstellung eines Rollkommandos mit ausgesuchten Män- nern unter der Führung des SS-Obersturmführers Hamann, der sich meine Ziele voll und ganz aneignete und es verstand, die Zusammenarbeit mit den litauischen Partisanen und den zuständigen zivilen Stellen zu gewährleisten.
Die Durchführung solcher Aktionen ist in erster Linie eine Organisationsfrage. Der Entschluss, jeden Kreis systematisch judenfrei zu machen, erforderte eine gründliche Vorbereitung jeder einzelnen Aktion und Erkundung der herrschenden Verhältnisse in dem betreffenden Kreis. Die Juden mussten an einem Ort oder an mehreren Orten gesammelt werden. An Hand der Anzahl musste der Platz für die erforderlichen Gruben ausgesucht und ausgehoben werden. Der Anmarschweg von der Sammelstelle zu den Gruben betrug durchschnittlich 4 bis 5 km. Die Juden wurden in Abteilungen zu 500, in Abständen von mindestens 2 km, an den Exekutionsplatz transportiert. [...]
Ich betrachte die Judenaktionen für das EK.3 in der Hauptsache als abgeschlossen. Die noch vorhandenen Arbeitsjuden und Jüdinnen werden dringend gebraucht und ich kann mir vorstellen, dass nach dem Winter diese Arbeitskräfte dringendst weiter gebraucht werden. Ich bin der Ansicht, dass sofort mit der Sterilisation der männlichen Arbeitsjuden begonnen wird, um eine Fortpflanzung zu verhindern. Wird trotzdem eine Jüdin schwanger, so ist sie zu liquidieren.”
“Na het opzetten van een Rollkommando [mobiele eenheid] onder leiding van SS-Obersturmführer Hamann en 8-10 bewezen mannen van Einsatzkommando 3, werden de volgende acties uitgevoerd in samenwerking met de Litouwse partizanen:
[lijst met aantallen]
Voordat Einsatzkommando 3 de beveiligingstaken overnam, werden Joden geliquideerd door pogroms en executies – uitsluitend door partizanen.
[lijst]
Ik kan vandaag stellen dat het doel om het Joodse probleem voor Litouwen op te lossen, door Einsatzkommando 3 is bereikt. Er zijn geen Joden meer in Litouwen, afgezien van de Joodse dwangarbeiders en hun gezinnen.
Dit zijn
in Šiauliai ongeveer 4.500
in Kaunas ongeveer 15.000
in Vilnius ongeveer 15.000
Ik wilde ook deze Joodse dwangarbeiders en hun families omleggen, maar dit leverde me een scherpe oorlogsverklaring op van het burgerlijk bestuur (de Reichskommissar) en de Wehrmacht, en leidde tot het verbod: Deze Joden en hun families mogen niet worden doodgeschoten!
Het doel om Litouwen Jodenvrij te maken kon alleen worden bereikt door een Rollkommando samen te stellen van geselecteerde mannen onder leiding van SS-Obersturmführer Hamann, die mijn doelen volledig omarmde en begreep hoe hij moest samenwerken met de Litouwse partizanen en ervoor moest zorgen dat de verantwoordelijke burgerlijke autoriteiten.
Het uitvoeren van dergelijke acties is vooral een kwestie van organisatie. Het besluit om elk district systematisch Jodenvrij te maken vereiste een grondige voorbereiding van elke individuele actie en onderzoek naar de heersende omstandigheden in het district in kwestie. De Joden moesten op één plaats of op meerdere plaatsen worden verzameld. Op basis van het aantal moest de ruimte voor de benodigde kuilen worden geselecteerd en gegraven. De afstand van het verzamelpunt naar de kuilen was gemiddeld 4 tot 5 km. De Joden werden in groepen van 500 met tussenpozen van minimaal 2 km naar de executieplaats vervoerd. [...]
Ik beschouw de Joodse acties voor Einsatskommando 3 zo goed als voltooid. De overgebleven Joodse dwangarbeiders zijn hard nodig en ik kan me voorstellen dat deze arbeiders ook na de winter hard nodig zijn. Ik ben van mening dat de sterilisatie van mannelijke werkende joden onmiddellijk moet beginnen om voortplanting te voorkomen. Als een Jodin desondanks zwanger wordt, moet ze worden geliquideerd.”
Op 9 februari 1941 schreef Jäger aan Hoger SS- en Politieleider Franz Walter Stahlecker dat de feitelijke aantallen ietsje hoger waren dan wat in het rapport stond vermeld. Het nieuwe totaal was 138.272, waarvan 136.420 Joden.
20) Goebbels, dagboek, 13 December 1941
Op 8 december 1941, de dag na de Japanse aanval op Pearl Harbor, gingen de Verenigde Staten de Tweede Wereldoorlog in, aanvankelijk tegen Japan, een bondgenoot van Duitsland. De oorspronkelijk op 9 december geplande Wannseeconferentie werd uitgesteld. Op 12 december hield Hitler een toespraak voor de Gau- en Reichsleiders van de NSDAP, waarover Goebbels op 13 december het volgende in zijn dagboek noteerde:
“Bezüglich der Judenfrage ist der Führer entschlossen, reinen Tisch zu machen. Er hat den Juden prophezeit, dass, wenn sie noch einmal einen Weltkrieg herbeiführen würden, sie dabei ihre Vernichtung erleben würden. Das ist keine Phrase gewesen. Der Weltkrieg ist da, die Vernichtung des Judentums muss die notwendige Folge sein. Diese Frage ist ohne jede Sentimentalität zu betrachten. Wir sind nicht dazu da, Mitleid mit den Juden, sondern nur Mitleid mit unserem deutschen Volk zu haben. Wenn das deutsche Volk jetzt wieder im Ostfeldzug an die 160.000 Tote geopfert hat, so werden die Urheber dieses blutigen Konfliktes dafür mit ihrem Leben bezahlen müssen.”
“Wat het Joodse vraagstuk betreft is de Führer vastbesloten om de lei schoon te vegen. Hij had de Joden voorspeld dat als ze een nieuwe wereldoorlog zouden ontketenen, ze daarbij hun eigen vernietiging zouden ervaren. Dat was geen leus. De wereldoorlog is er, en dus moet de vernietiging van het Jodendom het noodzakelijke gevolg zijn. Deze kwestie moet zonder enige sentimentaliteit worden beschouwd. We hoeven geen medelijden te hebben met de Joden, enkel met ons Duitse volk. Als het Duitse volk aan het oostfront opnieuw zo'n 160.000 doden heeft opgeofferd, dan zullen de daders van dit bloedige conflict dat met hun leven moeten bekopen.”
21) Leo Frank, toespraak Krakau, 16 december 1941
Na zijn terugkeer uit Berlijn rapporteerde Hans Frank (1900 – 1946), gouverneur-generaal voor bezet Polen, zijn regeringsfunctionarissen in Krakau zo expliciet mogelijk over Hitlers toespraak en de daaruit te trekken conclusies:
“Mit den Juden – das will ich Ihnen auch ganz offen sagen – muss so oder so Schluss gemacht werden. […] Ich muss auch als alter Nationalsozialist sagen: wenn die Judensippschaft in Europa den Krieg überleben würde, dann würde dieser Krieg doch nur einen Teilerfolg darstellen. [...] Aber was soll mit den Juden geschehen? Glauben Sie, man wird sie im Ostland in Siedlungsdörfen underbringen? […] Meine Herren, ich muss Sie bitten, sich gegen alle Mitleiserwägungen zu wappnen. Wir müssen die Juden vernichten, wo immer wir sie treffen und wo es irgend möglich ist, um das Gesamtgefüge des Reiches hier aufrechtzuerhalten. [...] Die Juden sind auch für uns aussergewöhnlich schädliche Fresser. Wir haben in Generalgouvernement schätzungsweise 2,5, viellecht 3,5 Millionen Juden. Diese können wir nicht erschiessen, wir können sie nicht vergiften, werden aber doch Engriffe vornehmen können, die irgendwie zu einem Vernichtungserfolg führen.”
“Aan de Joden – en daar wil ik heel open over zijn – moet op wat voor manier dan ook een einde worden gemaakt. [...] Als seniore nationaalsocialist wil ik het volgende zeggen: als de Joodse clan in Europa de oorlog zou overleven dan zou het winnen van deze oorlog slechts een gedeeltelijk succes zijn. […] Maar wat zullen we met de Joden doen? Denken jullie dat het zinnig is om ze te vestigen in nieuwe dorpen in het Oosten? [...] Heren, ik vraag jullie weerstand te bieden tegen alle andere afwegingen. We moeten de Joden vernietigen, waar we ze ook tegenkomen en waar het maar mogelijk is, teneinde de algehele structuur van het Rijk in stand te houden. [...] De Joden zijn voor ons ook buitengewoon schadelijke vreters. We hebben naar schatting zo´n 2,5 tot 3,5 miljoen Joden in het Generaal-gouvernement. Deze kunnen we niet neerschieten of vergiftigen, maar we kunnen wel actie ondernemen die op de een of andere manier tot hun vernietiging zal leiden.”
22) Himmler, notitie, 18 december 1941
Er is een handgeschreven notitieblaadje gevonden met daarop de volgende woorden:
“Führerhauptquartier
Wolfsschanze 18.xii.41 16h Führer
Judenfrage / als Partisanen auszurotten
Neuorganisation d. Waffen SS
Leibstandarte
Gebirgsdiv.”
“Führerhoofdkwartier
Wolfsschanze 18-12-1941 16:00 uur Führer
- Joodse vraagstuk / uitroeien als partizanen
- reorganisatie van de Waffen SS
- SS Panzerdivision Leibstandarte
- Bergkorps”
Het zijn onderwerpen die Himmler die middag met Hitler wilde bespreken. Wat zou Himmler zo kort voor de Wannseeconferentie en aan de vooravond van de Holocaust bedoeld hebben met, “Joodse vraagstuk / uitroeien als partizanen”? Die vraag kan niet met zekerheid beantwoord worden omdat er geen notulen zijn van het gesprek en in Himmlers dagboek (teruggevonden in 1990) de bladzijden van 15 tot en met 18 december ontbreken.
Het is het vermelden waard dat “uitroeien als partizanen” later lijkt te zijn geschreven, want in kleiner schrift, dus mogelijk tijdens het gesprek met Hitler.
1942
23) Reinhard Heydrich, notulen Wannsee, 20 januari 1942
Merk op hoe met de verschillende uitspraken in 1941 de toon is gezet voor een radicale oplossing van het Joodse vraagstuk. Het werd rond deze tijd bovendien duidelijk dat Operatie Barbarossa (de invasie van Rusland) was vastgelopen en dat het deporteren van Joden naar bijvoorbeeld Siberië voorlopig niet meer tot de mogelijkheden behoorde. Het verplaatsen van Joden in oostelijke richting maakte nog wel deel uit van het proces, maar werd beslist niet meer als de “uiteindelijke oplossing” gezien, zoals blijkt uit deze toespraak van Reinhard Heydrich tijdens de Wannseeconferentie in Berlijn:
“Im Zuge der praktischen Durchführung wird Europa von Westen nach Osten durchkämmt werden. Das heißt, es werden zunächst die Juden aus Frankreich, Belgien, den Niederlanden, Dänemark und Norwegen evakuiert werden. [...]
Es ist beabsichtigt, die Juden aus Mitteleuropa in den nächsten Monaten nach Osten zu transportieren. Es ist zwar nicht beabsichtigt, hier Arbeitskräfte zu gewinnen, sondern es werden vielmehr alle arbeitsfähigen Juden für den Aufbau in diese Gebiete herangezogen.
Als Ersatz für die Auswanderung tritt nunmehr unter Zustimmung des Führers die Evakuierung der Juden nach dem Osten als weitere Lösung in Betracht. Diese Lösungsmöglichkeit darf jedoch nur als eine vorübergehende angesehen werden, denn sie gibt uns die Möglichkeit, durch praktische Erfahrungen für die endgültige Lösung der Judenfrage zu lernen.”
“Tijdens de praktische uitvoering zal Europa vanuit het westen in oostelijke richting worden doorgekamd. Dit betekent dat eerst de Joden uit Frankrijk, België, Nederland, Denemarken en Noorwegen zullen worden geëvacueerd. [...]
Het is de bedoeling om de Joden uit Centraal-Europa in de komende maanden naar het oosten te transporteren. Hoewel het hier niet het doel is om arbeidskrachten te werven, zullen alle arbeidsgeschikte Joden worden gebruikt voor de opbouw van deze gebieden.
Als vervanging voor emigratie wordt de evacuatie van de Joden naar het Oosten nu beschouwd als een alternatieve oplossing, met instemming van de Führer. Hoewel dit slechts een tijdelijke oplossing is, geeft het ons de mogelijkheid om ervaring op te doen die van pas zal komen bij de uiteindelijke oplossing van het Joodse vraagstuk.”
24) Goebbels, dagboek, 14 februari 1942
De volgende citaten uit het dagboek van Goebbels, op deze en de volgende pagina's, spreken voor zich. Opnieuw zien we dat de nationaalsocialisten er van overtuigd waren dat het uitroeien van de Joden een haast heilige taak was, ten behoeve van wereldvrede. Aan de ene kant hebben we dus de mentaliteit dat de Joden een plaag zouden zijn (luizen, bacillen, ratten) en aan de andere kant dat de Duitsers met de verdelging ervan het hoogste goed doen. Laat de Holocaustontkenners daar eens goed over nadenken. De claim dat de nationaalsocialisten vanaf dit punt nog steeds deportatie als de Endlösung zagen, ondanks de beperkte grondstoffen (voedsel, olie etc.) en het wegvallen van plekken om ze heen te sturen, is werkelijk absurd.
“Die Leiden, die das russische Volk unter dem Bolschewismus hat ausstehen müssen, sind überhaupt unbeschreiblich. Dieser jüdische Terrorismus muß aus ganz Europa mit Stumpf und Stiel ausgerottet werden. Das ist unsere historische Aufgabe. Mit dem Bolschewismus wird zweifellos auch das Judentum seine große Katastrophe erleben. Der Führer gibt noch einmal seiner Meinung Ausdruck, daß er entschlossen ist, rücksichtslos mit den Juden in Europa aufzuräumen. Hier darf man keinerlei sentimentale Anwandlungen haben. Die Juden haben die Katastrophe, die sie heute erleben, verdient. Sie werden mit der Vernichtung unserer Feinde auch ihre eigene Vernichtung erleben. Wir müssen diesen Prozeß mit einer kalten Rücksichtslosigkeit beschleunigen, und wir tun damit der leidenden und seit Jahrtausenden vom Judentum gequälten Menschheit einen unabschätzbaren Dienst. Diese klare judenfeindliche Haltung muß auch im eigenen Volke den widerspenstigen Kreisen gegenüber durchgesetzt werden. Das betont der Führer ausdrücklich, auch nachher noch einmal im Kreise von Offizieren, die sich das hinter die Ohren schreiben können.”
“Het lijden dat het Russische volk heeft moeten doorstaan onder het bolsjewisme is onbeschrijfelijk. Dit Joodse terrorisme moet in heel Europa met wortel en al worden uitgeroeid. Dat is onze historische taak. Met de ondergang van het bolsjewisme zal ongetwijfeld ook het Jodendom zijn ondergang beleven. De Führer sprak nogmaals zijn mening uit dat hij vastbesloten is om de Joden in Europa meedogenloos op te ruimen. Men dient hieromtrent geen sentimentele gevoelens te koesteren. De Joden verdienen de catastrofe die ze nu beleven. Ze zullen met de vernietiging van onze vijanden ook zelf vernietigd worden. We moeten dit proces met koelbloedige meedogenloosheid versnellen. Daarmee bewijzen we een onschatbare dienst aan de lijdende mensheid die al duizenden jaren door het Jodendom wordt gekweld. Deze duidelijke anti-Joodse houding moet ook worden afgedwongen bij koppige lieden onder ons eigen volk. De Führer heeft dat nadrukkelijk genoemd en later opnieuw in de oren geknoopt van de officieren.”
25) Goebbels, dagboek, 19 februari 1942
“Abends schaue ich mir in einem kleineren Kreise einen polnisch-jiddischen Film ‘Der Dybuk’ an. Dieser Film ist als jüdischer Propagandafilm gedacht. Er wirkt so antisemitisch, dass man nur staunen kann, wie wenig die Juden über sich selbst Bescheid wissen und wie wenig sie sich klar darüber sind, was auf einen nichtjüdischen Menschen abstoßend wirkt und was nicht. Beim Anschauen dieses Films wird einem wieder einmal klar, daß die jüdische Rasse die gefährlichste ist, die den Erdball bevölkert, und daß man ihr gegenüber keine Gnade und auch keine Nachgiebigkeit kennen darf. Dies Gelichter muß mit Stumpf und Stiel ausgerottet werden; ohne das ist es nicht möglich, die Welt zu befrieden.”
“Gisteravond heb ik met enkele vrienden naar de Pools-Jiddische film ‘Der Dybuk’ gekeken. Deze film is bedoeld als Joodse propagandafilm. Toch komt het zo antisemitisch over dat het verbazingwekkend is hoe weinig zelfkennis de Joden hebben en hoe weinig ze beseffen wat wel en niet weerzinwekkend is voor een niet-Joods persoon. Wie naar deze film kijkt, beseft zich opnieuw waarom het Joodse ras het gevaarlijkste is dat onze aardbol bevolkt, en dat men geen genade of toegeeflijkheid jegens haar mag tonen. Deze kliek moet met wortel en al worden uitgeroeid; dat is de enige manier om vrede op aarde te bereiken.”
Vrede op aarde!
26) Goebbels, dagboek, 6 maart 1942
“Die Juden betätigen sich überall als Hetzer und Aufputscher. Es ist deshalb erklärlich, dass sie in grossem Umfange dafür mit dem Leben bezahlen müssen. Überhaupt vertrete ich die Meinung, dass, je mehr Juden während dieses Krieges liquidiert werden, desto konsolidierter die Lage in Europa nach dem Kriege sein wird. Man darf hier keine falsche Sentimentalität obwalten lassen. Die Juden sind das europäische Unglück; sie müssen auf irgendeine Weise beseitigt werden.”
“De Joden treden overal op als onruststokers en opruiers. Het is dan ook begrijpelijk dat ze het op grote schaal met hun leven moeten betalen. Ik ben überhaupt van mening dat hoe meer Joden tijdens deze oorlog worden geliquideerd, hoe stabieler de situatie in Europa zal zijn na de oorlog. Men moet zich hierbij niet door valse sentimentaliteit laten leiden. De Joden zijn het Europese ongeluk; ze moeten op de een of andere manier worden geëlimineerd.”
Geliquideerd, geëlimineerd...
27) Goebbels, dagboek, 27 maart 1942
Het volgende citaat beschrijft beter dan elk andere citaat de procedure binnen de vernietigingskampen. Als dit citaat al direct na de oorlog beschikbaar was geweest dan was Holocaustontkenning nooit van de grond gekomen. Het beschrijft precies de selectieprocedure die volgens historici en ooggetuigen plaatsvond wanneer een trein vol Joden bij een kamp aankwam: wie nog jong was en in goede gezondheid verkeerde, zo'n 40% van hen volgens Goebbels, werd aan het werk gezet, terwijl alle arbeidsongeschikten (bejaarden, zieken, gewonden, kinderen, zwangeren etc.) naar de gaskamers werden geleid. Geliquideerd, zegt Goebbels hier opnieuw. En onopvallend, wat lastig gaat met kogels maar heel goed mogelijk is met gifgas in een afgesloten ruimte. Goebbels erkent dat het barbaars is maar rationaliseert het dan weer met alle bekende drogredenen.
“Aus dem Generalgouvernement werden jetzt, bei Lublin beginnend, die Juden nach dem Osten abgeschoben. Es wird hier ein ziemlich barbarisches und nicht näher zu beschreibendes Verfahren angewandt, und von den Juden selbst bleibt nicht mehr viel übrig. Im großen kann man wohl feststellen, daß 60 % davon liquidiert werden müssen, während nur noch 40 % in die Arbeit eingesetzt werden können. Der ehemalige Gauleiter von Wien, der diese Aktion durchführt, tut das mit ziemlicher Umsicht und auch mit einem Verfahren, das nicht allzu auffällig wirkt. An den Juden wird ein Strafgericht vollzogen, das zwar barbarisch ist, das sie aber vollauf verdient haben. Die Prophezeiung, die der Führer ihnen für die Herbeiführung eines neuen Weltkriegs mit auf den Weg gegeben hat, beginnt sich in der furchtbarsten Weise zu verwirklichen. Man darf in diesen Dingen keine Sentimentalitäten obwalten lassen.
Die Juden würden, wenn wir uns ihrer nicht erwehren würden, uns vernichten. Es ist ein Kampf auf Leben und Tod zwischen der arischen Rasse und dem jüdischen Bazillus. Keine andere Regierung und kein anderes Regime könnte die Kraft aufbringen, diese Frage generell zu lösen. Auch hier ist der Führer der unentwegte Vorkämpfer und Wortführer einer radikalen Lösung, die nach Lage der Dinge geboten ist und deshalb unausweichlich erscheint. Gott sei Dank haben wir jetzt während des Krieges eine ganze Reihe von Möglichkeiten, die uns im Frieden verwehrt wären. Die müssen wir ausnutzen. Die in den Städten des Generalgouvernements freiwerdenden Ghettos werden jetzt mit den aus dem Reich abgeschobenen Juden gefüllt, und hier soll sich dann nach einer gewissen Zeit der Prozeß erneuern. Das Judentum hat nichts zu lachen, und daß seine Vertreter heute in England und in Amerika den Krieg gegen Deutschland organisieren und propagieren, das müssen seine Vertreter in Europa sehr teuer bezahlen, was wohl auch als berechtigt angesehen werden muß.”
“De Joden worden nu vanuit het Generaal-gouvernement naar het Oosten gedeporteerd, te beginnen bij Lublin. Hier wordt een vrij barbaars en niet nader te omschrijven proces toegepast, en van de Joden zelf blijft niet veel over. In het algemeen kan men stellen dat 60% van hen moet worden geliquideerd, terwijl slechts 40% aan het werk kan worden gezet. De voormalige gouwleider van Wenen, die deze actie uitvoert, doet dat met grote behoedzaamheid en met een procedure die niet te veel opvalt. De Joden krijgen een strafoordeel uitgemeten dat barbaars is maar dat ze volledig verdienen. De profetie die de Führer aan hen gaf over het uitbreken van een nieuwe wereldoorlog begint op de meest verschrikkelijke manier uit te komen. Je moet je in deze dingen niet laten leiden door sentimentaliteit.
Als we ons niet tegen hen verdedigden, zouden de Joden ons vernietigen. Het is een strijd op leven en dood tussen het Arische ras en de Joodse bacil. Geen enkele andere regering en geen enkel ander regime zou de kracht kunnen opbrengen om deze kwestie geheel op te lossen. Ook op dit gebied is de Führer de meedogenloze voorvechter en bepleiter van een radicale oplossing die de situatie vereist en daardoor onvermijdelijk lijkt. Godzijdank hebben we nu tijdens deze oorlog een aantal kansen die in vredestijd niet beschikbaar waren. Daar moeten we gebruik van maken. De getto's die leeg komen te staan in de steden van het Generaal-gouvernement worden nu gevuld met de Joden die uit het Rijk zijn gedeporteerd, en na een bepaalde tijd moet dat proces worden herhaald. Het lachen is de Joden vergaan, en het feit dat hun vertegenwoordigers in Engeland en Amerika nu de oorlog tegen Duitsland organiseren en propageren, is iets waar hun vertegenwoordigers in Europa een hoge prijs voor moeten betalen, wat dan ook als gerechtvaardigd moet worden beschouwd.”
28) Goebbels, dagboek, 29 april 1942
In het volgende citaat gebruikt Goebbels de term ‘kurzen Prozess’, dat letterlijk staat voor een versnelde strafprocedure, zoals we die kennen uit revoluties en chaotische oorlogsomstandigheden. Zoals hij de term hier gebruikt, zowel in de zin zelf als in de zinnen die er op volgen (en omdat we weten dat er in de kampen helemaal geen rechtszaken plaatsvonden), kan het vertaald worden als 'korte metten maken'. Merk op dat het woord Ausrottung in dit citaat betrekking heeft op het Joodse ras, dus niet enkel de Joden in Duitsland of Europa. Ook dit citaat maakt de claim van Holocaustontkenners, dat de nationaalsocialisten deportatie als de Endlösung zagen, compleet belachelijk. Wat Goebbels hier zegt is verderfelijk maar logisch en consistent met de nationaalsocialistische leer. Om die reden kan gesteld worden dat de neonazi's feitelijk een andere leer aanhangen dan de nationaalsocialistische leiders van de vorige eeuw. Holocaustontkenners noemen het officiële, academische narratief van de Holocaust ‘politiek correct’, maar feitelijk zijn zij het die een politiek-correcte afsplitsing van het nationaalsocialisme aanhangen, een afsplitsing waarin Hitler de Joden enkel wilde deporteren en dus een heel respectabele politicus was, beslist geen massamoordenaar. Voor een groot deel van de Holocaustontkenners draait het allemaal om apologetiek: het in een positief daglicht plaatsen van Hitler en het nationaalsocialisme. Het is daarom niet zo gek dat Holocaustontkenning in landen als Duitsland verboden is, aangezien het in grote mate samenhangt met activisme ten behoeve van een heropleving van het nationaalsocialisme.
Merk op dat Goebbels het hier heeft over tienduizenden, terwijl het nog maar april is, slechts drie maanden sinds de Wannseeconferentie.
“Mit den Juden macht man in allen besetzten Ostgebieten kurzen Prozess. Zehntausende müssen daran glauben, und an ihnen erfüllt sich die Prophezeiung des Führers, daß das Judentum einen von ihm entfachten neuen Weltkrieg mit der Ausrottung seiner Rasse wird bezahlen müssen.”
“Er wordt korte metten gemaakt met de Joden in alle bezette oostelijke gebieden. Tienduizenden moeten eraan geloven, en daarmee brengen ze de profetie van de Führer in vervulling dat het Jodendom voor een door hen ontketende nieuwe wereldoorlog zal moeten betalen met de uitroeiing van hun ras.”
29) Goebbels, dagboek, 30 mei 1942
In het volgende citaat maakt Goebbels glashelder dat de theorie van de Holocaustontkenners, namelijk dat de kampen enkel dienden voor dwangarbeid en deportatie naar Siberië, totaal niet klopt. Afgezien van het feit dat de toegang tot Siberië niet vrij was gekomen, had Hitler een andere reden waarom hij de Joden daar liever niet naartoe verplaatste. Deportatie naar Centraal-Afrika wordt hier genoemd, maar niet als praktisch haalbare oplossing.
“Die Deutschen beteiligen sich an subversiven Bewegungen immer nur, wenn die Juden sie dazu verführen. Deshalb muss man die jüdische Gefahr liquidieren, koste es, was es wolle. Wie wenig die Juden sich dem westeuropäischen Leben in Wirklichkeit angleichen können, sieht man daran, dass, wo sie ins Ghetto zurückgeführt werden, sie auch sehr schnell wieder ghettoisiert werden. Westeuropäische Zivilisation stellt bei ihnen nur einen äußeren Farbanstrich dar. Es gibt allerdings auch unter den Juden Elemente, die mit einer gefährlichen Brutalität und Rachsucht zu Werke gehen. Deshalb wünscht der Führer auch gar nicht, daß die Juden nach Sibirien evakuiert werden. Dort unter härtesten Lebensbedingungen würden sie zweifellos wieder ein lebenskräftiges Element darstellen. Er möchte sie am liebsten nach Zentralafrika aussiedeln. Dort leben sie in einem Klima, das sie gewiss nicht stark und widerstandsfähig macht. Jedenfalls ist es das Ziel des Führers, Westeuropa gänzlich judenfrei zu machen.”
“De Duitsers nemen alleen deel aan subversieve bewegingen als de Joden hen daartoe verleiden. Daarom moet het Joodse gevaar koste wat kost worden geliquideerd. Hoe weinig de Joden zich echt kunnen aanpassen aan het West-Europese leven blijkt wel uit het feit dat wanneer ze in een getto worden ondergebracht, ze ook heel snel weer gettogedrag vertonen. De West-Europese beschaving is voor hen slechts een uiterlijke verflaag. Maar er bevinden zich onder de Joden ook personen die met een gevaarlijke wreedheid en wraakzucht te werk gaan. Daarom wil de Führer ook beslist niet dat de Joden naar Siberië worden geëvacueerd. Want daar zouden ze, onder de zeer zware levensomstandigheden, ongetwijfeld weer levenskracht ontwikkelen. Hij zou ze het liefst deporteren naar Centraal-Afrika. Daar leeft men in een klimaat dat beslist niet sterk en opstandig maakt. In elk geval is het doel van de Führer om West-Europa volledig Jodenvrij te maken.”
30) Geheimhoudingscontract, Lublin, 18 juli 1942
“Verhandlung
über die Verpflichtungen des . . . . . . . . .
als besonders beauftragte Person bei der Durchführung von Arbeiten bei der Judenumsiedlung im Rahmen des “Einsatzes Reinhard” beim SS- und Polizeiführer im Distrikt Lublin.
Der . . . . . . . . . erklärt:
Durch SS Hauptsturmführer Höfle als Leiter der Hauptabteilung “Einsatz Reinhard” beim SS- und Polizeiführer im Distrikt Lublin bin ich eingehend unterrichtet und belehrt worden:
1. darüber, dass ich unter keinen Umständen an Personen die ausserhalb des Kreises der Mitarbeiter im “Einsatz Reinhard” stehen, irgendwelche Mitteilungen über den Verlauf, die Abwicklung oder die Vorkommnisse bei der Judenumsiedlung mündlich oder schriftlich zukommen lassen darf;
2. darüber, dass die Vorgänge bei der Judenumsiedlung Gegenstand einer "Geheimen Reichssache" im Sinne der Verschl. V. a sind;
3. über die entsprechenden Sonderbestimmungen der Geschäftsordnung des SS- und Polizeiführers im Distrikt Lublin unter ausdrücklichem Hinweis darauf, dass diese Vorschriften “Befehle in Dienstsachen” bzw. “Gebote und Verbote” im Sinne des § 92b R. St. G. B. sind;
4. über ein ausdrückliches Photografier-Verbot in den Lagern des "Einsatzes Reinhard"
5. über §§ 88 bis 93 R. St. G. B. in der Fassung vom 24. April 1934 und über die Verordnung gegen Bestechung und Geheimnisverrat nichtbeamteter Personen vom 3. Mai 1917, 12. Februar 1920;
6. über die §§ des R. St. G. B. 139 (Anzeigpflicht) und 353 c (Verletzung des Amtsgeheimnisses).
Ich kenne die angeführten Bestimmungen und Gesetze und bin mir der Pflichten bewusst, die mir aus der übertragenen Aufgabe erwachsen.
Ich verspreche, sie nach bestem Wissen und Gewissen wahrzunehmen. Mir ist bekannt, dass die Pflicht der Geheimnishaltung auch nach meinem Ausscheiden aus dem Dienst weiterbesteht.
“Afspraak
over de verplichtingen van . . . . . . . . .
als persoon die speciaal is aangesteld om samen met de SS- en de politieleiding in het Lublin-district te werken aan de hervestiging van Joden, als onderdeel van de ‘Operatie Reinhard’.
De . . . [naam] . . . verklaart het volgende:
Door SS Hauptsturmführer Höfle, leidinggevende van de hoofdafdeling ‘Operatie Reinhard’ bij de SS- en politieleiding in het district Lublin, ben ik tot in detail geïnformeerd en geïnstrueerd:
1. over het feit dat ik in geen geval mondelinge of schriftelijke informatie over het verloop, de afhandeling of de gebeurtenissen van de Joodse hervestiging mag sturen aan personen die zich buiten de kring van medewerkers van de ‘Operatie Reinhard’ bevinden;
2. over het feit dat de gebeurtenissen tijdens de hervestiging van de Joden het onderwerp zijn van een ‘Rijksgeheim’ in de zin van bepaling V.;
3. Over de relevante speciale bepalingen van het Reglement van Orde van de SS- en politieleiding in het district Lublin, met uitdrukkelijke verwijzing naar het feit dat deze bepalingen ‘bevelen in officiële zaken’ of ‘geboden en verboden’ zijn in de zin van §92b van het Wetboek van Strafrecht;
4. over een uitdrukkelijk verbod op het maken van foto's in de kampen van de 'Operatie Reinhard';
5. over §88 t/m §93 van het Wetboek van Strafrecht in de versie van 24 april 1934 en op de verordening tegen omkoping en openbaarmaking van geheimen door niet-ambtenaren van 3 mei 1917, 12 februari 1920;
6. over §139 (meldingsplicht) en §353c (schending ambtsgeheim) van het Wetboek van Strafrecht.
Ik ben bekend met de genoemde bepalingen en wetten en ik ben op de hoogte van de verplichtingen die voortvloeien uit de mij opgedragen taak.
Ik beloof ze naar mijn beste weten en vol overtuiging na te leven. Ik ben mij ervan bewust dat de geheimhoudingsplicht voortduurt nadat ik de dienst heb verlaten.”
31) Robert Ley, toespraak, 13 september 1942
Klare taal tijdens een toespraak van de leider van het Deutsche Arbeitsfront (DAF) Robert Ley voor de Reichspropagandaleitung:
“Wir schwören, den Kampf nicht abzubrechen, bis der letzte Jude aus Europa ausgerottet ist und tatsächlich tot daliegt. Es genügt nicht, den jüdischen Feind der Menschheit zu isolieren – der Jude muss vernichtet werden.”
“Wij zweren de strijd niet te staken voordat de laatste Jood in Europa is uitgeroeid en daadwerkelijk dood op de grond ligt. Het is niet voldoende om de Joodse vijand der mensheid te isoleren – de Jood dient te worden vernietigd.”
32) Otto Hofmann, toespraak, 30 september 1942
Het volgende citaat heeft relevantie voor het aantal Joden dat tijdens de Holocaust gesneuveld is. Volgens Holocaustontkenners kunnen dat er onmogelijk 6 miljoen zijn geweest. Die kwestie zal ik in het tweede hoofdstuk uitvoeriger behandelen, maar laat het duidelijk zijn dat er vele miljoenen Joden in Europa leefden en dat 6 miljoen slachtoffers (deels in gaskamers, deels door kogels of andere middelen en oorzaken zoals de in de kampen opgelopen tyfus) helemaal geen onrealistische benadering is.
SS-groepsleider en luitenant-generaal van de Waffen-SS Otto Hofmann (1896 – 1982), deelnemer aan de Wannseeconferentie, sloot op 30 september 1942 een vergadering van het SS hoofdbureau voor ras & vestiging af met de woorden:
“Sie werden die Judengefahr kaum mehr kennen. In 20 Jahren werden vielleicht keine Juden mehr existieren. Im europäischen Russland sind es insgesamt 11 Millionen Juden. Also wird es noch einige Arbeit geben. Ich kann mir nicht vorstellen, das wir mehr als 1 Millionen beseitigt haben. Es wird Zeit, dass wir von dieser Pest in Europa befreit werden.”
“Je zult het Joodse gevaar [dan] nauwelijks meer kennen. Over 20 jaar zullen er misschien geen Joden meer zijn. In Europees Rusland leven in totaal 11 miljoen Joden. Er zal dus nog heel wat werk aan de winkel zijn. Ik kan me niet voorstellen dat we er meer dan 1 miljoen hebben geëlimineerd. Het wordt tijd dat Europa van deze plaag bevrijd raakt.”
De 11 miljoen die hij noemt, lijkt een misverstand te zijn, of misschien een fout van de stenograaf. Bij de Wannseeconferentie werd dit getal wel genoemd maar dan als schatting voor het aantal Joden in geheel Europa, niet enkel Rusland (waarvan men het aantal schatte op 5 miljoen).
33) Hitler, toespraak, 30 september 1942
“Es gab eine Zeit, da hat auch das Judentum in Deutschland über meine Prophezeiungen gelacht. Ich weiß nicht, ob es heute noch lacht oder ob es zum Aufhören gekommen ist. Aber glauben Sie mir: Überall wird es aufhören zu lachen.”
“Er was een tijd waarin ook de Joden in Duitsland hebben gelachen om mijn voorspellingen. Ik weet niet of ze nu nog steeds lachen of dat ze zijn gestopt met lachen. Maar geloof me: overal zal het lachen stoppen.”
Opnieuw de in de dolkstootlegende gewortelde 'profetie' van Hitler, in zoveel van deze citaten aangehaald, alsof hij een ziener was, de messias die Gods werk doet. Een avatar van de hindoegod Vishnu zelfs volgens een van de eerste Holocaustontkenners, de Grieks-Franse Savitri Devi, in The Lightning and the Sun (1958). Het nationaalsocialisme was in veel opzichten wat we tegenwoordig een religieuze sekte zouden noemen, met Hitler als de goeroe die zijn volgelingen uiteindelijk aanmoedigt om collectieve zelfmoord te plegen.
Het is hier op zijn plaats om er op te wijzen dat zeer veel mensen zich tot het nationaalsocialisme aangetrokken voelden (of voelen) vanwege bepaalde uiterlijke kenmerken, en dus niet uit haat, sadisme of zelfs antisemitisme, laat staan genocidaal antisemitisme. De esthetiek bijvoorbeeld, vooral vanaf 1928 toen Hugo Boss betrokken raakte bij het ontwerpen en leveren van de kostuums. Maar ook de mysterieuze runen en het hakenkruis, Hitlers vegetarisme en liefde voor honden, de eerste wetten tegen dierenmishandeling (waaronder rituele slacht), de eerste experimenten met biologische landbouw, en de raakvlakken met allerlei andere mooie en interessante dingen zoals atletiek, de muziek van Wagner, de filosofie van Nietzsche etc. Het vormt allemaal een scherp contrast met het verval van de moderne wereld. Zeer aantrekkelijk dus voor jonge idealisten, vooral als die Holocaust maar een leugen was...
34) Goebbels, dagboek, 11 december 1942
In het volgende citaat wordt opnieuw de deportatietheorie ontkracht, want Goebbels heeft het over de vernietiging van het Joodse ras in de gehele wereld.
“Jüdische Rabbiner in London veranstalten eine große Protestversammlung unter dem Thema: 'England erwache!' Es ist zum Schreien komisch, daß die Juden jetzt nach 15 Jahren gezwungen sind, uns unsere Parolen zu stehlen und mit derselben Parole die philosemitische Welt zum Kampf gegen uns aufzurufen, mit der wir einmal die antisemitische Welt zum Kampf gegen das Judentum aufgerufen haben. Aber es nützt den Juden alles nichts. Die jüdische Rasse hat diesen Krieg vorbereitet, sie ist der geistige Urheber des ganzen Unglücks, das über die Welt hereingebrochen ist. Das Judentum muß für sein Verbrechen bezahlen, so wie der Führer es damals in seiner Reichstagsrede 121 prophezeit hat: mit der Auslöschung der jüdischen Rasse in Europa und vielleicht in der ganzen Welt.”
“Joodse rabbijnen in Londen houden een grote protestbijeenkomst tegen ons onder het motto: 'England Awaken!', de slogan waarmee we ooit de antisemitische wereld hebben opgeroepen om tegen het Jodendom ten strijde te trekken. Maar de Joden zullen er niets mee opschieten. Het Joodse ras heeft deze oorlog voorbereid; het Joodse ras is de geestelijke oorzaak van al het ongeluk dat over de wereld is uitgestort. Het Jodendom zal moeten boeten voor zijn misdaad, precies zoals de Führer profeteerde in zijn Rijksdagrede 121: met de vernietiging van het Joodse ras in Europa en misschien wel in de hele wereld.”
35) Heinrich Kinna, rapport, 16 december 1942
Rapport van SS-Untersturmführer Heinrich Kinna:
“Arbeitseinsatzfähigkeit bezügl. erklärte SS-Hauptsturmführer Haumeier, daß nur arbeitsfähige Polen angeliefert werden sollen um somit möglichst jede unnütze Belastung des Lagers sowie des Zubringerverkehrs zu vermeiden. Beschränkte, Idioten, Krüppel und kranke Menschen müssen in kürzester Zeit durch Liquidation zur Entlastung des Lagers aus demselben entfernt werden. Diese Maßnahme findet aber insofern eine Erschwerung, da nach Anweisung des RSHA entgegen der bei den Juden angewendeten Maßnahme, Polen eines natürlichen Todes sterben müssen. Es wird dieserhalb von der Lagerführung gewünscht, von der Zuweisung Nichteinsatzfähiger Abstand zu nehmen.”
“Met betrekking tot het vermogen om te werken, legde SS Hauptsturmführer Aumeier uit dat alleen werkbekwame Polen mogen worden aangeleverd om onnodige belasting van het kamp en het aanvoerverkeer te voorkomen. Zwakzinnigen, idioten, kreupelen en zieken moeten zo snel mogelijk door liquidatie uit het kamp worden verwijderd, om het te ontlasten. Deze maatregel wordt echter bemoeilijkt doordat Polen volgens de instructies van het RSHA een natuurlijke dood moeten sterven, in tegenstelling tot de maatregel die geldt voor Joden. Om deze reden verzoekt de kampleiding om af te zien van het toewijzen van ongeschikte personen.”
Merk op dat voor de Joden andere regels golden dan voor de Polen. De Joden mochten direct gedood worden als ze arbeidsongeschikt waren of als er op dat moment geen arbeidsplekken waren. Deze 'Selektion' is door verschillende ooggetuigen beschreven, waaronder de hierboven genoemde Hans Aumeier, die op 8 oktober 1945 de Britten het volgende vertelde:
“Nach der Ankunft wurden die Häftlinge in Arbeitsfähige und Nichtarbeitsfähige getrennt. Die Arbeitsfähigen kamen ins Lager, wurden durch die politische Abteilung aufgenommen und hier zum ersten Mal zahlen- und namensmässig erfasst. Die Nichtarbeitsfähigen kamen in die Gaskammern.”
“Na aankomst werden de gevangenen in twee groepen verdeeld: arbeidsgeschikt en arbeidsongeschikt. De arbeidsgeschikten werden naar het kamp gestuurd en toegelaten door de Politieke Afdeling. Ze werden daar voor het eerst op nummer en naam geregistreerd. De arbeidsongeschikten werden naar de gaskamers gestuurd.”
36) Himmler, ‘melding aan de Führer’, 29 december 1942
Wist Hitler niets van de grote aantallen Joden die in het Oosten werden vermoord? Onderstaande rapport, afkomstig van Himmlers hoofdkwartier, maakt duidelijk dat hij regelmatig op de hoogte werd gehouden. En kom niet aanzetten met de absurde bewering dat de Joden in onderstaande lijst allemaal gewapende partizanen waren. Ten eerste worden ze apart vermeld (“Juden executiert”) en ten tweede is hun aantal zo extreem hoog vergeleken bij de andere “bendeleden” en “bandieten” (verzetsstrijders) dat hier sprake moet zijn geweest van doelgerichte genocide waarbij niet alleen strijdbare volwassen mannen maar ook vrouwen, kinderen en bejaarden moeten zijn omgebracht. Volgens de lijst waren er in de voorgaande vier maanden 24.159 verzetsstrijders en verdachten gestorven of geëxecuteerd. Een flink aantal maar niets vergeleken bij de 363.211 geëxecuteerde Joden. In september maar liefst 165.282, dus gemiddeld 5.509 per dag!
Er woonden beslist veel Joden in Polen. Landelijk was zo'n 10% van de Poolse bevolking Joods en in de steden tot wel 30%. Het Poolse leger dat de Duitse invasie probeerde tegen te houden, bestond voor 13% uit Joden. Maar dat is niet wat we terugzien in deze lijst, want daaruit zouden we dan moeten concluderen dat het verzet voor maar liefst 94% uit Joden bestond!
Nee, wat we hier hebben is een document dat bevestigt dat er tienduizenden Joden per maand werden vermoord, zo'n 1000 tot 5000 per dag, iets wat alleen mogelijk was met de gaskamers en grote aantallen crematieovens. Een massamoord waar Hitler blijkbaar elk kwartaal “meldingen” over ontving.
“Der Reichsführer-SS Feld-Kommandostelle
Den 29. Dezember 1942
Betr.: Meldungen an den Führer über Bandenbekämpfung
Meldung Nr. 51
Russland-Süd, Ukraine, Bialystok
Bandenbekämpfungserfolge vom 1.9 bis 1.12.1942
1. Banditen:
a) festgestellte Tote nach Gefechten (x)
August: 227
September: 381
Oktober: 427
November: 302
Insgesammt: 1.337
b) Gefangene sofort exekutiert
August: 125
September: 282
Oktober: 87
November: 243
Insgesammt: 737
c) Gefangene nach längerer und eingehender Vernehmung exekutiert:
August: 2.100
September: 1.400
Oktober: 1.596
November: 2.731
Insgesammt: 7.828
2. Bandenhelfer und Bandenverdächtige:
a) festgenommen
August: 1.343
September: 3.078
Oktober: 8.337
November: 3.795
Insgesammt: 16.553
b) exekutiert
August: 1.198
September: 3.020
Oktober: 6.333
November: 3.706
Insgesammt: 14.257
c) Juden exekutiert
August: 31.246
September: 165.282
Oktober: 95.735
November: 70.948
Insgesammt: 363.211
3. Überläufer a. G. deutscher Propaganda:
August: 21
September: 14
Oktober: 42
November: 63
Insgesammt: 140
(x) Da der Russe seine Gefallenen verschleppt bzw. sofort verscharrt, sind die Verlustzahlen auch nach Gefangenenaussagen erheblich höher zu bewerten.”
“De Reichsführer-SS
Feldkommandostelle
29 december 1942
Rapport voor de Führer over bendegevechten
Bericht nr. 51
Zuid-Rusland, Oekraïne, Bialystok
Successen tegen bendes van september tot december 1942
1. Bandieten:
a) dood verklaard na vuurgevechten (x)
Augustus: 227
September: 381
Oktober: 427
November: 302
Totaal: 1.337
b) Gevangenen onmiddellijk geëxecuteerd
Augustus: 125
September: 282
Oktober: 87
November: 243
Totaal: 737
c) Gevangenen geëxecuteerd na langdurig en grondig verhoor:
Augustus: 2.100
September: 1.400
Oktober: 1.596
November: 2.731
Totaal: 7.828
2. Bendehelpers en bendeverdachten:
a) gearresteerd
Augustus: 1.343
September: 3.078
Oktober: 8.337
November: 3.795
Totaal: 16.553
b) geëxecuteerd
Augustus: 1.198
September: 3.020
Oktober: 6.333
November: 3.706
Totaal: 14.257
c) Joden geëxecuteerd
Augustus: 31.246
September: 165.282
Oktober: 95.735
November: 70.948
Totaal: 363.211
3. Overlopers dankzij Duitse propaganda:
Augustus: 21
September: 14
Oktober: 42
November: 63
Totaal: 140
(x) Aangezien de Russen hun gesneuvelde soldaten meenamen of onmiddellijk begroeven, ligt het aantal slachtoffers, ook volgens de verklaringen van krijgsgevangenen, aanzienlijk hoger.”
1943
37) Karl Bischoff, 'Vergasungskeller', 29 januari 1943
Op 29 januari 1943, schrijft SS'er Karl Bischoff een memo aan SS-Obergruppenführer Hans Kammler waarin hij een ruimte in Krema II (in Auschwitz), die in hun correspondentie twee maanden eerder nog was aangeduid als ‘Sonderkeller’ (speciale kelder), nu de ‘Vergasungskeller’ noemt.
In het getypte document is het woord Vergasungskeller met een rode pen onderstreept. Wie dat gedaan heeft, en wanneer of waarom, is onbekend.
“Das Krematorium II wurde unter Einsatz aller verfügbaren Kräfte trotz unsagbarer Schwierigkeiten und Frostwetter bei Tag- und Nachtbetrieb bis auf bauliche Kleinigkeiten fertiggestellt. Die Öfen wurden im Beisein des Herrn Oberingenieur Prüfer der ausführenden Firma, Firma Topf u. Söhne, Erfurt, angefeuert und funktionieren tadellos. Die Eisenbetondecke des Leichenkellers konnte infolge Frosteinwirkung noch nicht ausgeschalt werden. Die ist jedoch unbedeutend, da der Vergasungskeller hierfür benützt werden kann.
Die Firma Topf u. Söhne konnte infolge Waggonsperre die Be- und Entlüftungsanlage nicht wie von der Zentralbauleitung gefordert rechtzeitig anliefern. Nach Eintreffen der Be- und Entlüftungsanlage wird jedoch mit dem Einbau sofort begonnen, sodass voraussichtlich am 20.2.43 die Anlage vollständig betriebsfertig ist.
Ein Bericht des Prüfingenieurs der Firma Topf u. Söhne wird beigelegt.”
“Met de inzet van alle beschikbare manschappen, die onder onuitsprekelijke moeilijkheden en ijzig weer tijdens dag- en nachtoperaties aan het project werkten, werd Crematorium II – op enkele bouwkundige details na – gereedgemaakt. De ovens werden aangestoken in de aanwezigheid van senior engineer Prüfer van het installatiebedrijf, Topf & Söhne uit Erfurt, en ze werken perfect. Het gewapend beton in het plafond van het lijkenhuis kon nog niet worden verwijderd vanwege de vorst. Maar dat maakt niet uit, aangezien in plaats van het lijkenhuis de vergaskelder kan worden gebruikt.
Als gevolg van een blokkade op het spoor kon de firma Topf & Söhne het ventilatiesysteem niet op het door de centrale bouwdirectie opgegeven tijdstip leveren. Zodra het ventilatiesysteem is gearriveerd, zal de installatie echter onmiddellijk beginnen, zodat het systeem waarschijnlijk op 20-2-1943 volledig operationeel zal zijn.
Een rapport door de inspecteur van Topf & Söhne is bijgevoegd.”
38) Goebbels, dagboek, 13 mei 1943
“Sie werden sich mit allen Mitteln gegen diesen allmählichen Vernichtungsfeldzug zur Wehr setzen. Eines dieser Mittel ist der Krieg. Wir müssen uns also darüber klar sein, daß wir in dieser Auseinandersetzung zwischen der arischen Menschheit und der jüdischen Rasse noch sehr schwere Kämpfe zu bestehen haben, weil das Judentum es verstanden hat, große Völkerschaften aus der arischen Rasse bewußt oder unbewußt in seinen Dienst zu bringen. [...]
Das Weltjudentum steht nach der festen Überzeugung des Führers vor einem geschichtlichen Sturz. [...]
Der intellektuele Mensch hat gegenüber der jüdischen Gefahr nicht die natürlichen Abwehrmittel, weil er wesentlich in seinem Instinkt gebrochen ist. Infolgedessen sind Völker mit einem hogen Zivilationsstand am ehesten und am stärksten der Gefahr ausgesetzt. In der Natur handelt das Leben immer gleich gegen den Parasitismus; im Dasein der Völker ist das nicht ausschliesslich der Fall. Daraus resultiert eigentlich die jüdische Gefahr. Es bleibt also den modernen Volkern nichts anderes übrig, als die Juden auszurotten. [...]
Die Völker, die den Juden am ehesten erkannt haben und ihn am ehesten bekämpfen, werden an seiner Stelle die Weltherrschaft antreten.”
“Ze zullen alle middelen inzetten om zich te weren tegen deze geleidelijke vernietigingscampagne. Een van die middelen is oorlog. We moeten ons daarom goed beseffen dat we nog zeer moeilijke veldslagen moeten doorstaan in dit conflict tussen de Arische mensheid en het Joodse ras, omdat de Joden bewust of onbewust hebben begrepen hoe ze grote bevolkingsgroepen van het Arische ras voor hun karretje kunnen spannen. [...]
Volgens de vaste overtuiging van de Führer staat het Wereldjodendom op de rand van een historische val. [...]
De intellectuele mens beschikt niet over de natuurlijke weerstand tegen het Joodse gevaar, omdat zijn instinct wezenlijk gebroken is. Dientengevolge worden volkeren met een hoog beschavingsniveau het meest veelvuldig en het hevigst aan dit gevaar blootgesteld. In de natuur handelt het leven altijd hetzelfde tegen parasitisme; onder volkeren is dit niet altijd het geval. Dat is eigenlijk de oorzaak van het Joodse gevaar. Moderne volkeren hebben daarom geen andere keus dan de Joden uit te roeien. [...]
Die volkeren die de grootste kans hebben om de Jood door te hebben en de grootste kans hebben hem te bevechten, zullen zijn plaats innemen in de wereldheerschappij.”
39) Alfred Franke-Gricksch, omschrijving gaskamers, mei 1943
Dit is een fragment uit een uitgebreid rapport van SS-Sturmbannführer Alfred Franke-Gricksch over zijn bezoek aan het Generaal-gouvernement, van 4 tot 16 mei 1943:
“Umsiedlungs-Aktion der Juden
Eine besondere Aufgabe hat das Lager Auschwitz in der Regelung der Judenfrage. Modernste Massnahmen ermöglichen hier in kürzester Zeit und ohne grosses Aufsehen die Durchführung des Führerbefehls.
Die sogenannte “Umsiedlungsaktion” der Juden läuft folgendermassen ab:
Die Juden kommen in Sonderzügen (Güterwagen) gegen Abend an und werden auf besonderen Gleise in eigens dafür abgegrenzte Bezirke des Lagers gefahren. Dort werden sie ausgeladen und durch Aerztekommissionen in Anwesenheit des Lagerkommandanten und mehrerer SS-Führer erst einmal auf Arbeitsfähigkeit untersucht. Hier kommt jeder, der noch irgendwie in den Arbeitsprozess eingebaut werden kann, kommt in ein besonderers Lager. Vorübergehend Erkrankte kommen sofort in das Sanitätslager und werden durch besondere Kost wieder gesund gemacht. Grundsatz ist: Jede Arbeitskraft ist zu erhalten. Die “Umsiedlungsaktion” älterer Art wird völlig abgelehnt, da man es sich nicht leisten kann, wichtige Arbeitsenergien laufend zu vernichten.
Die Untauglichen kommen in ein größeres Haus in die Kellerräume, die von aussen zu betreten sind. Man geht 5 - 6 Stufen herunter und kommt in einen längeren, gut ausgebauten und durchlüfteten Kellerraum, der rechts und links mit Bänken ausgestattet ist. Er ist hell erleuchtet und über den Bänken befinden sich Nummern. Den Gefangenen wird gesagt, dass sie für ihre neuen Aufgaben desinfiziert und gereinigt werden, sie müssten sich also alle völlig entkleiden, um gebadet zu werden.
Um jegliche Panik und jede Unruhe zu vermeiden, werden sie angewiesen, ihre Kleider schön zu ordnen und unter die für sie bestimmten Nummern zu legen, damit sie nach dem Bad auch ihre Sachen wiederfinden. Es geht alles in völliger Ruhe vor sich. Dann durchschreitet man einen kleinen Flur und gelangt in einen grossen Kellerraum, der einem Brausebad ähnelt. In diesem Raum befinden sich drei grosse Säulen. In diese kann man - von oben ausserhalb des Kellerraumes - gewisse Mittel herablassen. Nachdem 300 - 400 Menschen in diesem Raum versammelt sind, werden die Türen geschlossen und von oben herab die Behälter mit den Stoffen in die Räume gelässen. Sowie diese Behälter den Boden der Säule berühren, entwickeln sie bestimmte Stoffe, die in einer Minute die Menschen einschläfern. Einige Minuten später öffnet sich an der anderen Seite eine Tür, die zu einem Fahrstuhl führt. Die Haare der Leichen werden geschnitt[en] und von besonderen Fachleuten (Juden) die Zähne ausgebrochen (Goldzähne). Man hat die Erfahrung gemacht, das[s] die Juden in hohlen Zähnen Schmuckstücke, Gold, Platin usw. versteckt halten. Danach werden die Leichen in Fahrstühle verladen und kommen in den 1. Stock. Dort befinden sich 10 grosse Krematoriumsöfen, in welchen die Leichen verbrannt werden. (Da frische Leichen besonders gut brennen, braucht man für den Gesamtvorgang nur 1/2 bis 1 Ztr. Koks.) Die Arbeit selbst wird von Judenhäftlingen verrichtet, die dieses Lager nie wieder verlassen.
Bisheriger Erfolg dieser “Umsiedlungsaktion”: 500 000 Juden.
Jetzige Kapazität der “Umsiedlungsaktion”-Oefen: 10 000 Juden in 24 Stunden.”
“Hervestigingsoperatie van de Joden
Een speciale taak van het Auschwitz kamp was het regelen van de Joodse kwestie. Moderne maatregelen maakten het hier mogelijk om het bevel van de Führer in de kortst mogelijke tijd en zo discreet mogelijk uit te voeren.
De zogenaamde ‘hervestigingsoperatie’ van de Joden verliep als volgt:
De Joden kwamen ‘s avonds in speciale treinen (goederenwagons) aan en werden op speciale sporen naar afgebakende delen van het kamp gebracht. Daar werden ze uitgeladen en - in aanwezigheid van de kampcommandant en verschillende SS-leiders – eerst door artsencommissies onderzocht op arbeidsgeschiktheid. Degenen die nog op de een of andere manier in het productieproces konden worden ingepast, werden naar een speciaal kamp gestuurd. Tijdelijk zieke mensen werden direct naar het sanatorium gebracht en met speciale voeding weer gezond gemaakt. Het uitgangspunt was: elke arbeidskracht moet behouden blijven. De oude variant van de ‘hervestigingsactie’ werd volledig afgewezen, omdat men het zich niet meer kon veroorloven om voortdurend belangrijke energiebronnen te vernietigen.
De ongeschikte personen werden naar een groter huis gebracht, waarvan de kelderruimtes van buitenaf betreden konden worden. Men ging 5-6 treden naar beneden en kwam in een langere, goed uitgeruste en geventileerde kelderruimte die aan beide zijden was uitgerust met banken. De ruimte was helder verlicht en er bevonden zich nummers boven de banken. De gevangenen werd verteld dat ze gedesinfecteerd en gereinigd moesten worden voor hun nieuwe taken, dus ze moesten zich allemaal volledig uitkleden om te worden gebaad.
Om paniek en onrust te voorkomen, werden ze geïnstrueerd om hun kleding netjes te ordenen en neer te leggen onder de nummers die voor hen waren bestemd, zodat ze na het bad hun spullen weer konden terugvinden. Alles verliep in volledige rust. Vervolgens liep men door een kleine gang en kwam men in een grote kelder die leek op een doucheruimte. In deze ruimte waren drie grote zuilen. In deze zuilen konden van bovenaf bepaalde middelen worden neergelaten. Nadat 300-400 mensen in deze ruimte waren verzameld, werden de deuren gesloten en werden de containers met de stoffen van bovenaf in de kamers gegooid. Zodra deze containers de bodem van de zuil raakten, ontwikkelden ze bepaalde stoffen die de mensen binnen een minuut in slaap brachten. Een paar minuten later opent zich aan de andere kant een deur die naar een lift leidt. De haren van de lijken werden geknipt en speciale experts (Joden) braken de tanden (gouden tanden) uit de kaken. Men heeft de ervaring opgedaan dat Joden waardevolle spullen in holle tanden verborgen zoals sieraden, goud, platina etc.
Daarna worden de lijken in liften geladen en komen ze aan op de 1e verdieping. Er zijn 10 grote crematieovens waarin de lijken worden verbrand. (Aangezien verse lijken bijzonder goed verbranden, is slechts 1/2 tot 1 kg kooks nodig voor het hele proces.) Het werk zelf wordt gedaan door Joodse gevangenen die dit kamp nooit meer verlaten.
Succes van deze ‘hervestigingsactie’ tot nu toe: 500.000 Joden.
Huidige capaciteit van de ovens van de ‘hervestigingsactie’: 10.000 Joden in 24 uur.”
Merk op dat er wordt gesproken van “die Durchführung des Führerbefehls”. Er was dus wel degelijk een bevel van Hitler zelf.
40) Martin Bormann, geheim bericht, 11 juli 1943
Geheim bericht van het hoofd van het partijkanselarij Martin Bormann voor de rijks- en gouwleiders, waarin iedereen nog eens werd opgeroepen om de ‘totaaloplossing’ niet in het openbaar te benoemen en het in plaats daarvan enkel nog te hebben over het aan het werk zetten van de Joden:
“Der Leiter der Partei-Kanzlei
Führerhauptquartier, den 11.7.1943
Rundschreiben Nr. 33/43 g. GEHEIM
Betrifft: Behandlung der Judenfrage
Im Auftrag des Führers teile ich mit:
Bei der öffentlichen Behandlung der Judenfrage muß jede Erörterung einer künftigen Gesamtlösung unterbleiben.
Es kann jedoch davon gesprochen werden, daß die Juden geschlossen zu zweckentsprechendem Arbeitseinsatz herangezogen werden.”
“De leiders van het partijbureau
Führerhoofdkwartier, 11 juli 1943
Rondzendbrief nr. 33/43 g. GEHEIM
Onderwerp: behandeling van het Joodse vraagstuk
Namens de Führer deel ik het volgende mee:
Bij de openbare behandeling van het Joodse vraagstuk moet elke bespreking van een toekomstige totaaloplossing achterwege worden gelaten.
Wel kan gesteld worden dat alle Joden worden ingezet voor toepasselijke werkopdrachten.”
Die oproep was succesvol, want zoals uit de rest van dit hoofdstuk blijkt, waren er voor 1944 en 1945 nauwelijks relevante citaten te vinden.
41) Himmler, toespraak Posen, 4 oktober 1943
Ook Himmler heeft duidelijk gemaakt dat deportatie niet de Endlösung was. Waarom zou hij het hier anders over lijken en executie hebben?
En als het slechts om deportatie ging, waarom zou dit dan een “gevoelig onderwerp” zijn waar ze “nooit in het openbaar” over zullen spreken? Waarom Himmlers geruststelling dat de uitvoerders van de Endlösung er “geen schade in hun innerlijk, in hun ziel, in hun karakter” aan zouden overhouden?
Merk op dat Himmler hier de ware betekenis verklapt van ‘evacuatie van de Joden’.
“Auch ein ganz schweres Kapitel will ich hier vor Ihnen in aller Offenheit nennen.
Es soll zwischen uns ausgesprochen sein, und trotzdem werden wir nicht in der Öffentlichkeit nie darüber reden.
Genau so wenig, wie wir am 30. Juni gezögert haben, die befohlene Plicht zu tun und Kameraden, die sich verfehlt hatten, an die Wand zu stellen und zu erschiessen.
Wie wir darüber niemals gesprochen haben und sprechen werden.
Das war so eine Gottseidank in uns wohnende Takt, Selbstverständlichkeit des Taktes, dass wir uns untereinander nie darüber unterhalten haben, nie darüber sprachen, es hat jeden geschauert und jeder war sich klar, dass er es das nächste Mal wieder tun würde, wenn es befohlen wird und wenn es notwendig ist.
Ich meine die ‘Judenevakuierung’: die Ausrottung des jüdischen Volkes. Es gehört zu den Dingen, die man leicht ausspricht. “Das jüdische Volk wird ausgerottet”, sagt Ihnen jeder Parteigenosse, “ganz klar, steht in unserem Programm drin, Ausschaltung der Juden, Ausrottung, machen wir, pfah!, Kleinigkeit”.
Und dann kommen sie alle, alle die braven 80 Millionen Deutschen, und jeder hat seinen anständigen Juden. Sagt: alle anderen sind Schweine, und hier ist ein prima Jude.
Und zugesehen, es durchgestanden hat keiner. Von Euch werden die meisten wissen, was es heisst, wenn 100 Leichen beisammen liegen, wenn 500 daliegen oder wenn 1000 daliegen. Und dies durchgehalten zu haben, und dabei – abgesehen von menschlichen Ausnahmeschwächen – anständig geblieben zu sein, hat uns hart gemacht und ist ein niemals genanntes und niemals zu nennendes Ruhmesblatt.
Denn wir wissen, wie schwer wir uns täten, wenn wir heute noch in jeder Stadt bei den Bombenangriffen, bei den Lasten des Krieges und bei den Entbehrungen, wenn wir da noch die Juden als geheime Saboteure, Agitatoren und Hetzer hätten. Wir würden wahrscheinlich in das Stadium des Jahres 16/17 jetzt gekommen sein, wenn die Juden noch im deutschen Volkskörper sässen.
Die Reichtümer, die sie hatten, haben wir ihnen abgenommen, und ich habe einen strikten Befehl gegeben, den Obergruppenführer Pohl durchgeführt hat, wir haben diese Reichtümer restlos dem Reich, dem Staat abgeführt. Wir haben uns nichts davon genommen. Einzelne, die sich verfehlt haben, die werden gemäss einem von mir gegebenen Befehl, den ich am Anfang gab: Wer sich auch nur eine Mark davon nimmt, ist des Todes. Eine Anzahl SS-Männer haben sich dagegen verfehlt. Es sind nicht sehr viele, und sie werden des Todes sein – GNADENLOS!
Wir haben das moralische Recht, wir hatten die Pflicht unserem Volk gegenüber das zu tun, dieses Volk, das uns umbringen wollte, umzubringen. Wir haben aber nicht das Recht, uns auch nur mit einem Pelz, mit einer Mark, mit einer Zigarette, mit einer Uhr, mit sonst etwas zu bereichern. Das haben wir nicht. Denn wir wollen nicht am Schluss, weil wir den Bazillus ausrotten, an dem Bazillus krank werden und sterben.
Da werde ich niemals zusehen, dass so etwas überhaupt nur auch ein kleine Fäulnisstelle bei uns eintritt oder sich festsetzt. Sondern, wo sich eine festsetzen sollte, werden wir sie gemeinsam ausbrennen. Insgesamt aber können wir sagen: Wir haben diese schwerste Aufgabe in Liebe zu unserem Volk getan. Und wir haben keinen Schaden in unserem Innern, in unserer Seele, in unserem Charakter daran genommen.”
“Ook wil ik hier in alle openheid een zeer gevoelig onderwerp met jullie bespreken.
Hoewel het nodig is om dit onder ons te bespreken, zullen we er nooit in het openbaar over spreken. Precies zoals we op 30 juni niet aarzelden om een bevel uit te voeren door kameraden die een misdaad hadden begaan tegen de muur te plaatsen en neer te schieten, waar we nadien niet over gesproken hebben en ook nooit over zullen spreken.
Het was godzijdank een aangeboren tact, een vanzelfsprekende tact, dat we er nooit over spraken. Het deed iedereen huiveren en iedereen wist dat hij het opnieuw zou doen als het bevel werd gegeven en als het nodig was.
Ik doel op de ‘evacuatie van de Joden’: het uitroeien van het Joodse volk. Dit is zoiets dat je zo makkelijk zegt. Dat “het Joodse volk zal worden uitgeroeid” kan ieder partijlid je vertellen: “Natuurlijk, dat staat immers in ons partijprogramma. Verwijdering van de Joden, uitroeiing. Doen we. Pffft, fluitje van een cent!”
En dan komen ze allemaal, alle 80 miljoen brave Duitsers, en elk van hen kent wel een paar fatsoenlijke Joden. Dan zegt men: “Alle anderen zijn zwijnen, maar dit hier is een prima Jood.”
En niemand heeft het hoeven te zien, niemand heeft het hoeven te beleven. Onder ons zullen de meesten wel weten wat het is als 100 lijken bij elkaar liggen, wanneer er 500 of 1000 bij elkaar liggen. En dit te hebben doorstaan en daarbij, op een door zwakte bezweken enkeling na, fatsoenlijk te zijn gebleven, heeft ons sterk gemaakt en is een roemrijke bladzijde in onze geschiedenis die nooit is geschreven en nooit zal worden geschreven.
Want we weten hoe zwaar we het zouden hebben als we bovenop de bombardementen, vuurgevechten en ontberingen van de oorlog ook nog eens de Joden onder ons zouden hebben als geheime saboteurs, raddraaiers en ophitsers. We zouden ons in dezelfde situatie bevinden als die van 1916 en 1917, toen de Joden nog deel uitmaakten van de Duitse volksgemeenschap.
De rijkdommen die ze bezaten hebben we hen ontnomen en ik heb een strikt bevel gegeven dat Obergruppenführer Pohl uitgevoerd heeft. We hebben de rijkdommen volledig overgedragen aan het Rijk, de staat. We hebben er zelf niets van toegeëigend. Voor de enkeling die zich hier niet aan heeft gehouden, geldt het bevel dat ik al bij de aanvang gegeven had: wie ook maar één Mark in zijn eigen zak steekt, is ten dode opgeschreven. Een aantal SS leden heeft nagelaten dit bevel te gehoorzamen. Het zijn er niet heel veel geweest en zij kunnen de doodstraf verwachten – ZONDER GENADE!
We hebben het morele recht, ja, zelfs de plicht naar ons volk toe, om dit volk – dat ons wil ombrengen – om te brengen. Maar we hebben niet het recht om onszelf te verrijken met een bontjas, een Mark, een sigaret, een horloge of wat dan ook. Dát recht hebben we niet. Want we willen niet dat wanneer alle bacillen eenmaal zijn uitgeroeid, we door dezelfde bacillen ziek worden en sterven.
Ik zal nooit toelaten dat zelfs een minuscule hoeveelheid bederf ons volk binnendringt of zich vestigt. Zou het zich wel hebben gevestigd, dan zouden we het gezamenlijk wegbranden. Al met al kunnen we zeggen dat we deze zware opgave hebben volbracht uit liefde voor ons volk. En we hebben er geen schade in ons innerlijk, in onze ziel, in ons karakter aan overgehouden.”
1944
42) G.G. Otto, pamflet voor de Wehrmacht, 1944
Onderstaande is een fragment uit een boekje getiteld Der Jude als Weltparasit (De Jood als wereldparasiet), geschreven door ene G.G. Otto en uitgegeven door Alfred Rosenberg, als onderdeel van een serie 'Richtlijnen van het opperbevel van de Wehrmacht'. Holocaustontkenners geloven dat de nationaalsocialisten de Joden enkel uit Europa wilden verdrijven, maar dat valt niet te rijmen met het hier geschetste beeld van de Jood als wereldparasiet. De nazi’s wilden het liefst dat ook andere landen, en uiteindelijk alle landen, hun voorbeeld volgden zodat de 'parasiet' volledig zou worden uitgeroeid en dus nooit meer voor problemen kon zorgen.
“In diesem Krieg, der um Sein oder Nichtsein des deutschen Volkes geht, müssen wir uns täglich daran erinnern, daß es das Judentum war, das diesen Krieg gegen uns entfesselt hat. Ob uns der Jude dabei als Bolschewist oder Plutokrat, als Freimauer oder in sonst irgendeiner Tarnung, oder auch ganz ohne Maske gegenübertritt, ist gleich: er bleibt immer derselbe. Er ist es, der die verschiedenen Völker, die heute gegen uns stehen, so verhetzt und geistig so beeinflußt hat, daß sie mehr oder weniger willenlose Werkzeuge des internationalen Judentums gegen uns geworden sind. [...]
Gerade zu Beginn des sechsten Kriegsjahres dürfen wir uns nicht gestatten, die Judenfrage irgendwie zu verkennen. Als erstes muß daher immer wieder den mancherlei noch verbliebenen Resten früherer Erziehungseinwirkungen und allgemein üblicher Ansichten entgegengewirkt werden, nach denen das Judentum nur als eine Konfession anzusehen sei. Vielmehr muß grundsätzlich die Tatsache des Rassengemisches, wie es das Judentum darstellt, herausgehoben werden. Es ist also von der Frage des jeweiligen Glaubensbekenntnisses der Juden völlig äbzusehen und dafür allein die blutlich rassische Grundlage zu setzen. [...]
Wir Nationalsozialisten glauben dem Führer, wenn er sagt, daß am Ende dieses vom jüdischen Weltparasiten gegen uns als seimen stärksten Gegner entfesselten Kampfes die Vernichtung des Judentums in Europa stehen wird. Bis aber diese Vernichtung vollzogen ist, müssen wir immer daran denken, daß der Jude unser absoluter und vor nichts zurückschrekkender Gegner ist, der uns gegenüber nur das eine Ziel kennt: unsere restlose Vernichtung. [...]
Wir stellen daher fest:
Der Parasit unter den Menschen ist der Jude. Er kann den einzelnen Menschen als Einzelparasit, ganze Völker als Sozialparasit und die Menschheit aks Weltparasit befallen. [...]
Wir ziehen daraus die Konsequenz, daß allein das Bestehen des Gedankens einer jüdischen Weltherrschaft eines Gefahr bedeutet, daß die Möglichkeit einer jüdischen Weltherrschaft eine besondere Bedrohung aller Völker bedeutet und daß die Durchsetzung der jüdischen Weltherrschaft das Ende nicht nur der Völker, sondern auch jener Welt sein würde, die sich mit den Werken unserer gesamten Kultur, mit dem Bewußtsein unserer ganzen Geschichte und mit dem Wesen unseres blutlichen Erbes überhaupt verbindet. [...]
Die Erfüllung aller dieser Forderungen ist für jeden einzelnen von uns das beste, sicherste und durchschlagendste Kampfmittel gegen das Judentum im allgemeinen und gegen das parasitäre Wesen des Juden im besonderen. Denn erst die Geschlossenheit unseres Volkskörpers und unseres Volkswillens ist es, die den Juden jede Möglichkeit verschließt, wieder in unser Volksleben einzudringen. Der Jude muß dann erkennen, daß er weder selbst als Person wieder nach Deutschland zurückkehren kann, noch auch geistig von uns wieder Besitz zu nehmen vermag.
Und endlich ist eine solche geschlossene und einheitliche Haltung des deutschen Volkes die beste Gewähr dafür, daß andere Völker nicht nur aus unserem Kampfe, sondern aus unserer neuen Haltung heraus erkennen, wir auf dem richtigen und sie noch auf dem falschen Wege sind.
Der Führer sagt: “Indem ich mich des Juden erwehre, diene ich dem Werke des Herrn.” Wie er uns den Kampf gegen das Judentum vorgelebt hat, so hat das deutsche Volk der Welt gegenüber die gleiche Aufgabe der Wirksamkeit: Durch das Beispiel des entschlossenen Kampfes gegen den jüdischen Weltparasiten!”
“In deze oorlog, die draait om het leven of de dood van het Duitse volk, moeten we onszelf er dagelijks aan herinneren dat het 't Jodendom was dat deze oorlog tegen ons ontketende. Het maakt niet uit of de Jood ons confronteert als bolsjewiek of plutocraat, als vrijmetselaar of in een andere vermomming, of zelfs zonder masker: hij blijft altijd dezelfde. Hij is het die de verschillende volkeren die vandaag tegenover ons staan zo opgejut en geestelijk beïnvloed heeft dat ze min of meer willoze werktuigen van het internationale Jodendom tegen ons zijn geworden. [...]
Vooral aan het begin van dit zesde oorlogsjaar mogen we onszelf niet toestaan de Joodse kwestie op enigerlei wijze verkeerd te beoordelen. We moeten ons daarom verzetten tegen de vele overblijfselen van eerdere educatieve invloeden en de algemeen aanvaarde opvattingen volgens welke het Jodendom als slechts een andere denominatie moet worden beschouwd. Integendeel, juist de kwestie van rassenmenging die het Jodendom vertegenwoordigt, moet als fundamenteel worden benadrukt. De kwestie van de respectievelijke geloofsbelijdenis van de Joden moet daarom volledig worden genegeerd; alleen de bloedlijn, het raciale fundament moet worden benadrukt. [...]
Wij nationaalsocialisten geloven de Führer wanneer hij zegt dat aan het einde van deze strijd van de Joodse wereldparasiet tegen ons – zijn sterkste tegenstander – de vernietiging van het Jodendom in Europa zal plaatsvinden. Maar totdat deze vernietiging volledig is, moeten we altijd onthouden dat de Jood onze absolute vijand is die voor niets terugdeinst en die met betrekking tot ons maar één doel voor ogen heeft: onze volledige vernietiging. [...]
Wij stellen daarom:
De parasiet onder de mensen is de Jood. Hij kan de individuele mens als individuele parasiet aanvallen, hele volkeren als sociale parasiet en de mensheid als wereldparasiet. [...]
We trekken hieruit de conclusie dat alleen al het idee van Joodse wereldheerschappij een gevaar inhoudt, dat zelfs de mogelijkheid van een Joodse wereldheerschappij een uitzonderlijke bedreiging voor alle volkeren betekent, en dat het uitroepen van Joodse wereldheerschappij het einde zal zijn van niet alleen de volkeren, maar ook van die wereld die verbonden is met de werken van onze hele cultuur, met het bewustzijn van onze hele geschiedenis en met de essentie van onze bloederfenis in het algemeen. [...]
De vervulling van al deze eisen is voor elk van ons het beste, zekerste en meest effectieve middel ter bestrijding van het Jodendom in het algemeen en de parasitaire aard van de Jood in het bijzonder. Want het is alleen de eenheid van ons nationale lichaam en de wil van ons volk die voor de Joden elke mogelijkheid afsluit om opnieuw deel te nemen aan ons nationale leven. De Jood moet dan beseffen dat hij noch fysiek naar Duitsland terug kan keren, noch ons geestelijk weer in bezit kan nemen.
En uiteindelijk is zo'n eendrachtige en eensgezinde houding van het Duitse volk de beste garantie dat andere volkeren – niet alleen door onze strijd maar ook door onze nieuwe houding – zullen beseffen dat wij op de juiste weg zijn en zij zich nog op de verkeerde bevinden.
De Führer zegt: "Door mezelf tegen de Jood te verdedigen, dien ik het werk van de Heer." Zoals hij ons voorging in de strijd tegen het Jodendom, zo heeft het Duitse volk dezelfde taak van effectiviteit naar de wereld toe: door het voorbeeld te geven van resolute strijd tegen de Joodse wereldparasiet!”
1945
43) Goebbels, dagboek, 15 maart 1945
Een citaat van enkele weken voor zijn dood, over hoe de Joden als een rattenplaag zouden moeten worden verdelgd:
“Die Juden melden sich wieder. Ihr Wortführer ist der bekannte und berüchtigte Leopold Schwarzschild, der jetzt in der amerikanischen Presse dafür plädiert, dass Deutschland unter keinen Umständen eine mildere Behandlung zuteil werden dürfte. Diese Juden muss man einmal, wenn man die Macht dazu besitzt, wie die Ratten totschlagen. In Deutschland haben wir das ja Gott sei Dank schon redlich besorgt.”
“De Joden laten weer van zich horen. Hun woordvoerder is de bekende en beruchte auteur Leopold Schwarzschild, die nu in de Amerikaanse pers betoogt dat Duitsland onder geen beding milder mag worden behandeld. Deze Joden moeten ooit, wanneer men daar de macht toe heeft, als de ratten worden doodgeslagen. In Duitsland hebben we daar godzijdank al plichtsgetrouw voor gezorgd.”
44) Hitlers testament, 29 april 1945
Tenslotte nog Hitlers testament, dat ik al besproken heb in de introductie van dit boek. Men beschouwde de relatief plotselinge en onverwachte dood in de gaskamers, doorgaans binnen enkele minuten, als een relatief humane vorm van executie. Het was immers ontwikkeld op basis van het eerdere euthanasieprogramma.
Het testament is opgesteld in Berlijn op 29 april 1945, met als getuigen Joseph Goebbels, Wilhelm Burgdorf, Martin Bormann en Hans Krebs.
“Ich habe aber auch keinen Zweifel darüber gelassen, dass, wenn die Völker Europas wieder nur als Aktienpakete dieser internationalen Geld- und Finanzverschwörer angesehen werden, dann auch jenes Volk mit zur Verantwortung gezogen werden wird, das der eigentlich Schuldige an diesem mörderischen Ringen ist: Das Judentum!
Ich habe weiter keinen darüber Unklaren gelassen, dass dieses Mal nicht nur Millionen Kinder und Europäern des arischen Völker verhungern werden, nicht nur Millionen erwachsener Männer den Tod erleiden und nicht nur Hunderttausende an Frauen und Kindern in den Städten verbrannt und zu Tode bombardiert werden dürften, ohne dass der eigentlich Schuldige, wenn auch durch humanere Mittel, seine Schuld zu büssen hat.
Vor allem verpflichte ich die Führung der Nation und die Gefolgschaft zur peinlichen Einhaltung der Rassegesetze und zum unbarmherzigen Widerstand gegen den Weltvergifter aller Völker, das internationale Judentum.”
“Maar ik heb er geen twijfel over laten bestaan dat als de Europese volkeren opnieuw behandeld zouden worden als ware het slechts aandelenpakketten ten behoeve van de internationale samenzweerders van het grootkapitaal, dat het volk dat feitelijk schuldig is aan deze moorddadige strijd ook verantwoordelijk zal worden gehouden: het Jodendom!
Bovendien heb ik er niemand over in het ongewisse gelaten dat als er weer miljoenen Arische Europeanen verhongeren, miljoenen volwassen mannen sneuvelen en honderdduizenden vrouwen en kinderen in de steden worden verbrand en gebombardeerd, dat deze keer ook de feitelijke dader zal boeten voor zijn schuld, zij het door meer humane middelen.
Bovenal verplicht ik het leiderschap van de natie en haar loyale volgelingen tot nauwgezette naleving van de rassenwetten en tot meedogenloos verzet tegen de wereldvergiftigers van alle volkeren, het internationale Jodendom.”
Na de oorlog
45) Getuigenis van Adolf Eichmann
Ter afsluiting van dit hoofdstuk nog een aantal markante uitspraken. SS-functionaris Adolf Eichmann schreef in 1960, terwijl hij in een Israëlische gevangenis wachtte op zijn strafproces, dat Heydrich hem in augustus 1941 had verteld dat “de Führer het bevel heeft gegeven om de Joden fysiek uit te roeien.” Over zichzelf zei hij:
“Ik was getuige van de gruwelijke werking van de machinerie van de dood; tandwielen die op elkaar inwerken als de raderen in een uurwerk. Het was de grootste en omvangrijkste dodendans aller tijden.”
Tijdens het proces legde Eichmann vervolgens deze verklaring af over het taalgebruik bij de Wannseeconferentie:
“Deze heren bespraken het onderwerp zeer onomwonden, heel anders dan het taalgebruik dat ik later in het verslag moest gebruiken. Tijdens het gesprek namen ze geen blad voor de mond. Ze spraken over moordmethoden, over liquidatie, over uitroeiing.”
46) Getuigenis van Wilhelm Höttl
SS-officier en historicus Wilhelm Höttl legde tijdens het Proces van Neurenberg een verklaring af, en opnieuw tijdens het strafproces tegen Eichmann, over een ontmoeting die hij eind augustus 1944 in Boedapest had gehad:
“Toen ik van 1945 tot 1947 voor de rechtbank van Neurenberg mijn getuigenis aflegde, had ik de gelegenheid om deze kwestie ook te bespreken met veel van de seniore en hooggeplaatste functionarissen van het Derde Rijk. Als historicus met een professionele interesse wilde ik graag weten wat de oorsprong was van het bevel om het Joodse volk te vernietigen. Hoewel allen mij verklaarden dat ze niet bekend waren met de uiteindelijke oorsprong van dit uitroeiingsbevel, geloofden ze allemaal, zonder uitzondering, dat het idee om het Joodse volk fysiek uit te roeien van Hitler zelf afkomstig was, omdat die, toen hij de oorlog tegen Rusland in zijn programma opnam, blijkbaar geloofde dat het alleen mogelijk zou zijn om het communisme te vernietigen als tegelijkertijd ook het gehele Joodse volk fysiek zou worden uitgeroeid.
Volgens de beschikbare rapporten zou in het Russische leger de aanstelling van ‘commissarissen’, zoals ze werden genoemd, hoofdzakelijk beperkt blijven tot Joodse kringen. Ook wat dit betreft stelde Hitler ‘communistische functionaris’ ongetwijfeld gelijk aan ‘Jood’. Dat zou de verklaring kunnen zijn voor zijn commissarisbevel3 dat, zoals ik het zie, de aanvankelijke basis vormde voor de eerste massavernietigingen van de Joden. Het begin van deze massavernietigingsoperaties kwam zodoende overeen met het begin van de Russische campagne in de zomer van 1941.
3 Het Kommissarbefehl van 6 juni 1941, officieel ‘Richtlinien für die Behandlung politischer Kommissare’, kan hier worden gevonden: https://de.wikipedia.org/wiki/Kommissarbefehl
Ik denk daarom dat Heydrich zijn speciale opdracht – via Himmler – van Hitler heeft ontvangen, en vervolgens verantwoordelijk was voor de uitvoering ervan, net als Pohl (hoofd van het economisch en administratief hoofdkantoor van de SS, de SS-WVHA). [...]
Voor zover ik me kan herinneren, kwam Eichmann me in de late voormiddag opzoeken. Hij droeg zijn gevechtstenue, dus niet zijn officierenuniform dat hij bij zijn andere bezoeken had gedragen. Hij maakte de indruk erg nerveus te zijn en dat werd nog duidelijker toen ik hem vertelde over de rampzalige situatie aan het Duitse front. Ook ik was toen erg terneergeslagen, omdat ik bang was dat niets de Russische opmars door Hongarije naar mijn geboorteland Oostenrijk zou kunnen stoppen. Eichmann sloeg toen meerdere glazen cognac achterover. Voor zover ik me herinner, had ik een fles arak en een glas neergezet, zodat hij zichzelf kon inschenken.
Eichmann en ik waren alleen in de kamer en voor zover ik me herinner was er niemand van mijn of Eichmanns staf in de buurt. Het gesprek waarvan ik in 1945 voor het Tribunaal van Neurenberg getuigde, verliep ongeveer als volgt.
Eichmann stond op en nam afscheid met de volgende woorden: “We zullen elkaar waarschijnlijk nooit meer zien”, of iets dergelijks. Toen voelde hij zich kennelijk genoodzaakt deze pessimistische houding toe te lichten en gaf aan ervan overtuigd te zijn dat hij met de nu te verwachten Duitse nederlaag geen uitweg meer had. Toen ik hem vroeg waarom hij dat dacht, zei Eichmann dat hij, gezien zijn rol in het programma om de Joden uit te roeien, door de geallieerden werd beschouwd als een oorlogsmisdadiger van het hoogste niveau. Toen hij deze opmerking maakte, greep ik meteen de gelegenheid aan om te zeggen dat ik altijd al betrouwbare informatie had willen horen over het vernietigingsprogramma, en in het bijzonder over het aantal uitgeroeide Joden. Tot mijn verbazing reageerde Eichmann daarop en zei iets in de volgende trant (in 1945, toen ik getuigde voor de rechtbank van Neurenberg, herinnerde ik me de details duidelijk beter dan nu, zeventien jaar later. Mijn excuses voor eventuele kleine afwijkingen).
Hij zei dat het aantal vermoorde Joden een zeer groot Rijksgeheim was, maar dat hij me er, gezien de situatie waarin hij zich vandaag bevond, nog wel iets over kon vertellen, vooral ook omdat ik historicus was. Eichmann vertelde me dat er volgens zijn informatie al zo'n 6.000.000 (zes miljoen) Joden waren omgekomen – 4.000.000 (vier miljoen) in vernietigingskampen en de overige 2.000.000 (twee miljoen) door beschietingen van de Einsatzgruppen en door andere oorzaken zoals ziekte etc.
Ik heb vermoedelijk zeer geschrokken gereageerd op dit cijfer, want Eichmann voegde er onmiddellijk aan toe dat Himmler geloofde dat het aantal van zes miljoen vermoorde Joden niet kon kloppen en dat het totale aantal hoger moest liggen.
Ik kan me niet herinneren dat Eichmann enige vorm van persoonlijke uitleg heeft gegeven of een verontschuldiging heeft geuit. Eichmann zei ook niet dat hij zich schuldig voelde voor de dood van deze zes miljoen Joden; zoals ik al zei, beantwoordde hij gewoon mijn vraag hoeveel Joden er daadwerkelijk waren uitgeroeid. [...]
Om dit punt af te sluiten, zou ik nog willen toevoegen dat het gesprek met Eichmann niet aangeeft of dit aantal van zes miljoen vermoorde Joden alleen degenen omvatte die Joods waren naar ras en religie, of dat het ook andere categorieën omvatte, zoals personen van gemengde afkomst, en misschien ook andere etnische groepen, zoals zigeuners, die ook onderhevig waren aan Hitlers vernietigingsprogramma. [...]
Zoals uit mijn eerdere verklaringen blijkt, heb ik alleen in Hongarije de deportaties van Joden met eigen ogen kunnen aanschouwen, en kunnen vaststellen wie daarvoor verantwoordelijk was. Mijn verklaring in Neurenberg destijds is dus voornamelijk gebaseerd op Eichmanns activiteiten in Hongarije, maar in de eerste maanden van gevangenschap leerde ik dat Eichmann op soortgelijke wijze actief was geweest in andere bezette landen.”
47) Getuigenis van Rudolf Höss
Rudolf Höss, kampcommandant van Auschwitz, schreef in 1946 dat Himmler hem in 1941 het volgende had gezegd: “De Führer heeft bevolen de 'definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk' uit te voeren en wij – de SS – hebben deze opdracht uit te voeren. De bestaande vernietigingsplaatsen in het Oosten zijn niet in staat om de beoogde grote acties uit te voeren. Daarom heb ik voor Auschwitz gekozen...”
Ook schreef hij dat het op arbeidsgeschiktheid selecteren een latere keuze was: “Oorspronkelijk moesten volgens het bevel van Himmler alle Joden die door de dienstafdeling van Eichmann naar Auschwitz werden vervoerd, zonder uitzondering worden vernietigd.” Hieronder een langer citaat.
“Im Sommer 1941 – den genauen Zeitpunkt vermag ich z. Zt. nicht anzugeben - wurde ich plötzlich zum Reichsführer SS nach Berlin befohlen und zwar direkt durch seine Adjutantur. Entgegen seiner sonstigen Gepflogenheit eröffnete er mir ohne Beisein eines Adjutanten dem Sinne nach folgendes:
“Der Führer hat, die Endlösung der Judenfrage befohlen, wir – die SS – haben diesen Befehl durchzuführen. Die bestehenden Vernichtungsstellen im Osten sind nicht in der Lage, die beabsichtigten großen Aktionen durchzuführen. Ich habe daher Auschwitz dafür bestimmt, einmal wegen der günstigen verkehrstechnischen Lage, und zweitens läßt sich das dafür dort zu bestimmende Gebiet leicht absperren und tarnen. Ich hatte erst einen höheren SS-Führer für diese Aufgabe ausgesucht; um aber Kompetenzschwierigkeiten von vornherein zu begegnen, unterbleibt das, und Sie haben nun diese Aufgabe durchzuführen. Es ist eine harte und schwere Arbeit, die den Einsatz der ganzen Person erfordert, ohne Rücksicht auf etwa entstehende Schwierigkeiten. Nähere Einzelheiten erfahren Sie durch Sturmbannführer Eichmann vom RSHA, der in nächster Zeit zu Ihnen kommt. Die beteiligten Dienststellen werden von mir zu gegebener Zeit benachrichtigt. Sie haben über diesen Befehl strengstes Stillschweigen, selbst Ihrem Vorgesetzten gegenüber, zu bewahren. Nach der Unterredung mit Eichmann schicken Sie mir sofort die Pläne der beabsichtigten Anlage zu. Die Juden sind die ewigen Feinde des deutschen Volkes und müssen ausgerottet werden. Alle für uns erreichbaren Juden sind jetzt während des Krieges ohne Ausnahme zu vernichten. Gelingt es uns jetzt nicht, die biologischen Grundlagen des Judentums zu zerstören, so werden einst die Juden das deutsche Volk vernichten.”
Nach Erhalt dieses schwerwiegenden Befehles fuhr ich sofort nach Auschwitz zurück, ohne mich bei meiner Vorgesetzten Dienststelle in Oranienburg gemeldet zu haben.
Kurze Zeit danach kam Eichmann zu mir nach Auschwitz. Er weihte mich in die Pläne der Aktionen in den einzelnen Ländern ein. Die Reihenfolge vermag ich nicht mehr genau anzugeben. Zuerst sollte für Auschwitz Ostoberschlesien und die daran angrenzenden Teile des General-gouvernements in Frage kommen. Gleichzeitig und dann je nach Lage fortgesetzt die Juden aus Deutschland und der Tschechoslowakei. Anschließend der Westen, Frankreich, Belgien, Holland. Er nannte mir auch ungefähre Zahlen der zu erwartenden Transporte, die ich aber nicht mehr nennen kann. Wir besprachen weiter die Durchführung der Vernichtung.
Es käme nur Gas in Frage, denn durch Erschießen die zu erwartenden Massen zu beseitigen wäre schlechterdings unmöglich und auch zu große Belastung für die SS-Männer, die dies durchführen müßten, im Hinblick auf die Frauen und Kinder.
Eichmann machte mich bekannt mit der Tötung durch die Motoren-Abgase in Lastwagen, wie sie bisher im Osten durchgeführt wurde. Dies käme aber für die zu erwartenden Massen-Transporte in Auschwitz nicht in Frage. Die Tötung durch Kohlenoxyd-Gas durch Brausen in einem Baderaum, wie die Vernichtung der Geisteskranken an einigen Stellen im Reich durchgeführt wurde, erfordere zu viel Baulichkeiten; auch wäre die Beschaffung des Gases für die großen Massen sehr problematisch. Wir kamen in dieser Frage zu keinem Entscheid. Eichmann wollte sich nach einem Gas, das leicht zu beschaffen wäre und keine besonderen Anlagen erfordere, erkundigen und mir dann berichten. Wir fuhren ins Gelände, um den geeigneten Platz festzulegen. Wir hielten das Bauerngehöft an der Nord-West-Ecke des späteren Bauabschnittes III Birkenau für geeignet. Es war abgelegen, gegen Einsicht durch umliegende Waldstücke und Hecken geschützt und nicht zu weit von der Bahn entfernt. Die Leichen sollten auf dem angrenzenden Wiesenplan in tiefen langen Gruben untergebracht werden. An ein Verbrennen dachten wir zu diesem Zeitpunkt noch nicht. Wir berechneten, daß man in den dort vorhandenen Räumlichkeiten ungefähr 800 Menschen gleichzeitig nach Gasdichtmachung durch ein geeignetes Gas töten könnte. Dies entsprach auch der späteren Kapazität. Den Zeitpunkt des Beginnes der Aktionen konnte mir Eichmann noch nicht sagen, da alles noch in Vorbereitung wäre und der RF-SS noch nicht den Anfang befohlen hatte.
Eichmann fuhr nach Berlin zurück, um dem RF-SS über unsere Besprechung zu berichten. Einige Tage später schickte ich durch Kurier einen genauen Lageplan und eine genaue Beschreibung der Anlage an den RF-SS. Eine Antwort bzw. einen Bescheid hierüber habe ich nie bekommen. Späterhin sagte mir Eichmann einmal, daß der RF-SS damit einverstanden sei.
Ende November war in Berlin bei der Dienststelle Eichmann eine Dienstbesprechung des gesamten Judenreferates, zu der auch ich hinzugezogen wurde. Die Beauftragten Eichmanns in den einzelnen Ländern berichteten über den Stand der Aktionen und über die Schwierigkeiten, die der Durchführung der Aktionen entgegenstanden, wie Unterbringung der Verhafteten, Bereitstellung der Transport-Züge, Fahrplankonferenz u. ä. Den Beginn der Aktionen konnte ich noch nicht erfahren. Auch hatte Eichmann noch kein geeignetes Gas aufgetrieben.
Im Herbst 1941 wurden durch einen geheimen Sonderbefehl in den Kriegs-Gefangenenlagern die russischen Politruks, Kommissare und besondere politische Funktionäre durch die Gestapo ausgesondert und dem nächstgelegenen Konzentrationslager zur Liquidierung zugeführt. In Auschwitz trafen laufend kleinere Transporte dieser Art ein, die durch Erschießen in der Kiesgrube bei den Monopol-Gebäuden oder im Hof des Blocks 11 getötet wurden. Gelegentlich einer Dienstreise hatte mein Vertreter, der Hauptsturmführer Fritsch, aus eigener Initiative Gas zur Vernichtung dieser russischen Kriegsgefangenenverwendet und zwar derart, daß er die einzelnen im Keller gelegenen Zellen mit den Russen vollstopfte und unter Verwendung von Gasmasken Zyklon B in die Zellen warf, das den sofortigen Tod herbeiführte. Das Gas Zyklon B wurde in Auschwitz durch die Firma Tesch u. Stabenow laufend zur Ungezieferbekämpfung verwendet, und es lagerte daher immer ein Vorrat dieser Gasbüchsen bei der Verwaltung. In der ersten Zeit wurde dieses Giftgas, ein Blausäurepräparat, uns durch Angestellte der Firma Tesch u. Stabenow unter größten Vorsichtsmaßnahmen angewandt, später wurden einige SDGS-Sanitätsdienstgrade als Desinfektoren bei der Firma ausgebildet, und es haben dann diese die Gasverwendung bei der Entseuchung und Ungezieferbekämpfung durchgeführt. Beim nächsten Besuch Eichmanns berichtete ich ihm über diese Verwendung von Zyklon B, und wir entschlossen uns, bei der zukünftigen Massenvernichtung dieses Gas zur Anwendung zu bringen.
1941 kamen die ersten Judeneinlieferungen aus der Slowakei und dem oberschlesischen Gebiet. Die nichtarbeitsfähigen wurden im Vorraum des Krematoriums vergast auf einen Befehl Himmlers, den er mir persönlich gab. Ich wurde nach Berlin im Juni 1941 zu Himmler befohlen, wo er dem Sinne nach ungefähr folgendes sagte: “Der Führer hat die Lösung der Judenfrage in Europa befohlen. Es bestehen im Generalgouvernement schon einige sogenannte Vernichtungslager (Belzec bei Rawa Ruska, Ost-Polen; Treblinka bei Małkinia am Flusse Bug und Wolzek bei Lublin). Diese Lager unterstanden den Einsatzkommandos der Sicherheitspolizei unter der Führung höherer Sipo-Offiziere und Wachmannschaften. Diese Lager sind aber wenig leistungsfähig und können auch nicht weiter ausgebaut werden.”
Ich habe selbst das Lager Treblinka 1942 im Frühjahr besucht, um mich über die Verhältnisse zu informieren. Die Vernichtungen wurden auf folgender Methode ausgeführt: Es waren kleine Kammern in Stubengröße, die durch Zuleitungsrohre mit Gas von Automotoren beschickt wurden.
Zu welcher Zeit nun die Juden Vernichtung begann, vermag ich nicht mehr anzugeben. Wahrscheinlich noch im Dezember 1941, vielleicht aber erst im Januar 1942. Es handelte sich zuerst um Juden aus Ostoberschlesien. Diese Juden wurden durch die Stapoleitstelle Kattowitz verhaftet und in Transporten mit der Bahnstrecke Auschwitz-Dziedzice gebracht und dort ausgeladen. Soviel ich mich noch erinnere, waren diese Transporte nie stärker als 1000 Menschen
Es sind mir lediglich noch die Zahlen der größeren Aktionen in Erinnerung, die mir wiederholt von Eichmann oder dessen Beauftragten genannt worden waren.
Aus Oberschlesien und G.G. 250.000
Aus Deutschland u. Theresienstadt 100.000
Aus Holland 95.000
Aus Belgien 20.000
Aus Frankreich 110.000
Aus Griechenland 65.000
Aus Ungarn 40.0000
Aus Slowakei 90.000
Die Zahlen der kleineren Aktionen sind mir nicht mehr in Erinnerung, sie waren aber im Vergleich zu obigen unbedeutend. Ich halte die Zahl 2 ½ Millionen für viel zu hoch. Die Möglichkeiten der Vernichtung hatten auch in Auschwitz ihre Grenzen.
Die Zahl der in Auschwitz zur Vernichtung eingelieferten Juden gab ich in früheren Vernehmungen mit 2 ½ Millionen an. Diese Zahl stammt von Eichmann, der sie kurz vor der Einschließung Berlins, als er zum Rapport zum RF-SS befohlen war, meinem Vorgesetzten Gruppenführer Glücks gab. Eichmann bzw. sein ständiger Vertreter Günther waren die Einzigen, die überhaupt Unterlagen für die Gesamtzahl der Vernichteten besaßen. Nach jeder größeren Aktion mußten in Auschwitz alle Unterlagen, die Aufschluß über die Zahl der Vernichteten geben konnten, laut RF-SS Befehl verbrannt werden.
Ursprünglich waren laut RF-SS-Befehl alle durch die Dienststelle Eichmann nach Auschwitz transportierten Juden ausnahmslos zu vernichten. Dies geschah auch bei den Juden aus dem Gebiet Oberschlesien, aber schon bei den ersten Transporten deutscher Juden kam der Befehl, alle arbeitsfähigen Juden — Männer und Frauen — auszusuchen und im Lager für Rüstungszwecke einzusetzen.
Die Juden sollten aber nur im Lager Auschwitz eingesetzt werden. Auschwitz-Birkenau sollte ein reines Judenlager werden, alle anderen Nationalitäten sollten nach anderen Lagern abtransportiert werden. Restlos ist dieser Befehl nie durchgeführt worden, auch wurden späterhin die Juden in den Rüstungsbetrieben außerhalb des Lagers eingesetzt, aus Mangel an anderen Arbeitskräften. Die Aussuchung der arbeitsfähigen Juden hatte durch SS-Ärzte zu erfolgen.”
“In de zomer van 1941 – de exacte datum kan ik op niet noemen — werd ik plotseling naar de Reichsführer SS [Himmler] in Berlijn geroepen, rechtstreeks door een van zijn adjudanten. In tegenstelling tot zijn gebruikelijke gewoonte, deelde hij me zonder de aanwezigheid van een adjudant het volgende mee:
“De Führer heeft opdracht gegeven voor de 'definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk' en wij – de SS – hebben deze opdracht uit te voeren. De bestaande vernietigingsplaatsen in het Oosten zijn niet in staat om de beoogde grote acties uit te voeren. Daarom heb ik Auschwitz gekozen vanwege de gunstige ligging en omdat het gebied dat daarvoor bestemd is, gemakkelijk kan worden afgesloten en verborgen. Ik had aanvankelijk een hogere SS-leider voor deze taak uitgekozen, maar om competentieproblemen te voorkomen, heb ik dit achterwege gelaten en moet u deze taak nu uitvoeren. Het is een zware en moeilijke taak die de inzet van uw hele persoon vereist, en doorzettingsvermogen. Meer details ontvangt u van Sturmbannführer Eichmann van het RSHA, die binnenkort bij u langs zal komen. De betrokken dienstafdelingen worden te zijner tijd door mij op de hoogte gesteld. U moet over deze opdracht de meest strikte geheimhouding betrachten, zelfs ten opzichte van uw superieuren. Na de bespreking met Eichmann stuurt u mij onmiddellijk de plannen voor de beoogde installatie. De Joden zijn de eeuwige vijanden van het Duitse volk en moeten worden uitgeroeid. Alle Joden die binnen ons bereik zijn, moeten nu tijdens de oorlog zonder uitzondering worden vernietigd. Als het ons nu niet lukt om de biologische basis van het Jodendom te vernietigen, dan zullen de Joden op een dag het Duitse volk vernietigen.'
Na ontvangst van dit ernstige bevel ben ik onmiddellijk teruggekeerd naar Auschwitz, zonder me te melden bij mijn superieure dienst in Oranienburg.
Korte tijd later kwam Eichmann naar Auschwitz om mij op de hoogte te brengen van de plannen voor de acties in de verschillende landen. Ik kan de volgorde niet meer precies aangeven. Eerst zouden Joden uit Oost-Opper-Silezië en de aangrenzende delen van het Generaal-gouvernement in aanmerking komen voor deportatie naar Auschwitz. Tegelijkertijd en daarna voortgezet, afhankelijk van de situatie, de Joden uit Duitsland en Tsjecho-Slowakije. Daarna het Westen: Frankrijk, België, Nederland. Hij noemde me ook de geschatte aantallen van de te verwachten transporten, maar ik kan deze niet meer noemen.
We bespraken verder de uitvoering van de vernietiging. Alleen vergassing werd besproken, omdat het simpelweg onmogelijk zou zijn om de te verwachten massa's neer te schieten, en het zou ook te zwaar zijn voor de SS-mannen die dit moesten uitvoeren, gezien de vrouwen en kinderen.
Eichmann maakte me bekend met moord door middel van uitlaatgassen in vrachtwagens, zoals dat tot dan toe in het Oosten werd uitgevoerd. Dit was echter niet geschikt voor de te verwachten massa's die naar Auschwitz zouden worden getransporteerd. Het doden met koolmonoxidegas dat men via een douchekop een badkamer in laat stromen, zoals dit bij de vernietiging van geesteszieken op sommige plaatsen in het Rijk werd uitgevoerd, vereiste te veel gebouwen en bovendien zou het verkrijgen van het gas voor zoveel mensen problematisch zijn. We kwamen niet tot een beslissing over deze kwestie. Eichmann wilde informeren naar een gas dat gemakkelijk verkrijgbaar zou zijn en geen bijzondere installaties zou vereisen en mij dan daarover rapporteren. We gingen toen het terrein op om de geschikte plaats te bepalen. We vonden de boerderij op de noordwestelijke hoek van het latere bouwgedeelte III van Birkenau geschikt. Het was afgelegen, beschermd tegen inkijk door omliggende bosjes en heggen, en niet te ver van het spoor. De lichamen zouden moeten worden begraven in diepe lange kuilen op het aangrenzende weiland. We dachten op dat moment nog niet aan verbranding. We berekenden dat het met hermetisch afgesloten ruimtes en een geschikt gas mogelijk zou moeten zijn om daar ongeveer 800 mensen tegelijkertijd te doden. Dit bleek later overeen te komen met de feitelijke capaciteit. Eichmann kon me de startdatum van de acties nog niet vertellen, omdat alles nog in voorbereiding was en de Reichsführer SS nog niet het formele startsignaal had gegeven.
Eichmann keerde terug naar Berlijn om aan de Reichsführer SS te rapporteren over onze bespreking. Een paar dagen later stuurde ik de Reichsführer SS via een koerier een gedetailleerde kaart en beschrijving van de installatie. Ik ontving geen antwoord of bevestiging. Later vertelde Eichmann me dat de Reichsführer SS ermee akkoord ging.
Eind november was er op het kantoor van Eichmann in Berlijn een stafvergadering inzake de Joden, waar ik ook bij aanwezig was. Eichmanns gemachtigden in de verschillende landen rapporteerden over de stand van de acties en de moeilijkheden die zich voordeden bij de uitvoering van de acties, zoals de huisvesting van de gearresteerden, het organiseren van transporttreinen, dienstroosterconferenties etc. Ik wist nog niet wanneer de acties zouden beginnen. Eichmann had ook nog geen geschikt gas gevonden.
In de herfst van 1941 werden de Russische politieke officieren, commissarissen en speciale functionarissen door de Gestapo gescheiden van de andere krijgsgevangenen in de concentratiekampen en, volgens een geheim bevel, naar het dichtstbijzijnde vernietigingskamp gebracht. In Auschwitz kwamen voortdurend kleinere transporten van dit soort aan, die werden gedood door executie in de steengroeve bij de Monopol-gebouwen of op de binnenplaats van blok 11. Tijdens een dienstreis had mijn vertegenwoordiger, Hauptsturmführer Fritsch, op eigen initiatief gas gebruikt om deze Russische krijgsgevangenen te vernietigen, namelijk door de individuele cellen in de kelder vol te proppen met de Russen en daarna met gasmaskers op Zyklon B in de cellen te gooien, wat onmiddellijk de dood veroorzaakte. Het gas Zyklon B werd in Auschwitz constant gebruikt door het bedrijf Tesch & Stabenow voor de bestrijding van ongedierte, en er was altijd een voorraad van deze gasbussen bij de administratie. In het begin werd dit giftige gas, een blauwzuurpreparaat, onder grote voorzorgsmaatregelen bij ons toegepast door medewerkers van het bedrijf Tesch & Stabenow. Later werd medisch personeel van de SS opgeleid tot desinfectoren bij het bedrijf, en zij voerden vervolgens de toepassing van het gas uit ten behoeve van ontsmetting en de bestrijding van ongedierte. Bij Eichmanns volgende bezoek rapporteerde ik hem over het gebruik van Zyklon B en we besloten om dit gas te gaan gebruiken bij toekomstige massavernietigingen.
In 1941 kwamen de eerste Joodse transporten uit Slowakije en Opper-Silezië aan. De arbeidsongeschikte gevangenen werden vergast in de voorruimte van het crematorium op bevel van Himmler, dat hij me persoonlijk gegeven had. Ik werd in juni 1941 naar Berlijn geroepen om Himmler te ontmoeten, waar hij ongeveer het volgende zei: "De Führer heeft bevolen om de Joodse kwestie in Europa op te lossen. Er zijn al enkele zogenaamde vernietigingskampen (Belzec bij Rawa Ruska, Oost-Polen; Treblinka bij Małkinia aan de Bug-rivier, en Wolzek bij Lublin) in het Generaal-gouvernement. Deze kampen staan onder bevel van de Einsatzkommandos van de Sicherheitspolizei onder leiding van hogere Sipo-officieren en bewakers. Maar deze kampen zijn niet erg productief en kunnen niet verder worden uitgebreid."
Ik bezocht zelf het Treblinka-kamp in het voorjaar van 1942 om de omstandigheden te bepalen. De vernietiging werd uitgevoerd met de volgende methode: kleine ruimtes ter grootte van een kamer, die via toevoerleidingen werden gevuld met gas van automotoren.
Ik kan niet meer precies aangeven wanneer de vernietiging van de Joden begon. Waarschijnlijk was het nog in december 1941, maar misschien pas in januari 1942. Het betrof in eerste instantie Joden uit Oost-Opper-Silezië. Deze Joden werden gearresteerd door de Stapoleitstelle [Gestapo] in Katowice, met treinen naar Auschwitz-Dziedzice gebracht en daar uitgeladen. Voor zover ik me kan herinneren waren deze transporten nooit groter dan 1000 mensen.
Ik herinner me alleen nog de aantallen van de grotere acties, aangezien die mij herhaaldelijk door Eichmann of zijn vertegenwoordigers werden genoemd.
Uit Opper-Silezië en het Generaal-gouvernement 250.000
Uit Duitsland en Theresienstadt 100.000
Uit Nederland 95.000
Uit België 20.000
Uit Frankrijk 110.000
Uit Griekenland 65.000
Uit Hongarije 400.000
Uit Slowakije 90.000
Ik herinner me de aantallen van de kleinere acties niet, maar ze waren onbeduidend in vergelijking met de bovenstaande aantallen. Ik vind het getal 2.5 miljoen veel te hoog. Ook in Auschwitz hadden de mogelijkheden tot uitroeiing hun grenzen.
In eerdere ondervragingen noemde ik 2.5 miljoen als het aantal Joden dat naar Auschwitz was gestuurd voor uitroeiing. Dit getal is afkomstig van Eichmann, die het kort voor de omsingeling van Berlijn aan mijn leidinggevende, Gruppenführer Glücks, had gegeven toen hem werd opgedragen zich te melden bij de Reichsführer SS. Eichmann en zijn vaste plaatsvervanger Günther waren de enigen die enige documentatie hadden over het totale aantal slachtoffers. Na elke grote actie in Auschwitz moesten alle documenten die informatie konden geven over het aantal doden, op bevel van Himmler worden verbrand.
Oorspronkelijk moesten volgens het bevel van de Reichsführer SS alle Joden die door het bureau van Eichmann naar Auschwitz werden vervoerd, zonder uitzondering worden vernietigd. Dit was dan ook wat er gebeurde met de Joden uit het gebied van Opper-Silezië, maar met de eerste transporten Duitse joden kwam het bevel om alle arbeidsgeschikte Joden – mannen en vrouwen – te selecteren en in het kamp aan het werk te zetten voor bewapeningsdoeleinden.
De Joden zouden echter alleen in het Auschwitzkamp worden ingezet. Auschwitz-Birkenau zou een puur Joods kamp worden. Alle andere nationaliteiten zouden naar andere kampen worden gedeporteerd. Dit bevel werd nooit strikt uitgevoerd en later werden de Joden bij gebrek aan andere arbeiders ingezet in de wapenfabrieken buiten het kamp. Het selecteren van arbeidsgeschikte Joden moest door SS-artsen worden gedaan.”
Gaswagens en crematoria
48) August Becker, brief aan Walter Rauff, 16 mei 1942
Onderstaande fragment is uit een geheime brief van chemicus en SS-Untersturmführer August Becker aan het hoofd van het gaswagenprogramma in Berlijn, SS-Obersturmbannführer Walter Rauff:
“Ausserdem ordenete ich an, bei den Vergasungen allen Männer vom Wagen möglichst fernzuhalten, damit sie durch evtl. ausströmende Gase gesundlheitlich nicht geschädigt werden.
Bei dieser Gelegenheit möchte ich auf folgendes aufmersam machen: Verschiedene Kommandos lassen nach der Vergasung durch die eigenen Manner ausladen.
1. Die Kommandeure der betreffenden S.K. habe ich darauf aufmerksam gemacht, welch ungeheure seelische und gesundheitlich Schaden diese Arbeit auf die Männer, wenn auch nicht sofort, so doch spater haben kann. Die Manner beklagten sich bei mir über Kopfschmerzen, die nach jeder Ausladung auftreten. Trotzdem will man von dieser Anordnung nich abgehen, weil man befürchtet, dass die für die arbeit herangezogenen Häftlinge einen günstigen Augenblick zur Flucht benutzen könnten. Um die Männer vor diesen Schaden zu bewahren bitte ich, dementsprechende Anordnungen herauszugeben.
2. Die Vergasung wird durchweg nicht richtig vorgenommen. Um die Aktion möglichst schnell zu beenden, geben die Fahrer durchweg Vollgas. Durch diese Massnahme erleiden die zu Exekutierenden den Erstickungstod und nicht wie vorgesehen, den Einschläferungstod. Meine Anleitungen haben nun ergeben, dass bei richtiger Einstellung der Hebel der Tod schneller eintritt und die Häftlinge friedlich einschlafen. Verzerrte Gesichter und Ausscheidungen wie sie seither gesehn wurden, konnten nicht mehr bemerkt werden.”
“Ik heb alle mannen ook het bevel gegeven om tijdens de vergassingen zo ver mogelijk bij de auto vandaan moesten worden gehouden, zodat hun gezondheid niet zou worden geschaad door ontsnappende gassen.
Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om uw aandacht te vestigen op het volgende:
Verschillende commandanten laten na de vergassing hun eigen manschappen de wagen legen.
1. De commandanten van de desbetreffende Sonderkommando's heb ik gewezen op de enorme mentale en fysieke schade die dit werk kan toebrengen aan mensen, zo niet onmiddellijk, dan later. De mannen klaagden bij mij over hoofdpijn die na elke lossing optrad. Toch willen ze niet van deze handelswijze afwijken, omdat men vreest dat als ze gevangenen dit werk laten doen, zij een geschikt moment zouden kunnen aangrijpen om te vluchten. Om de mannen tegen de genoemde gezondheidsschade te beschermen, vraag ik om passende bevelen uit te vaardigen.
2. De vergassing wordt steevast verkeerd uitgevoerd. Om de handeling zo snel mogelijk te tot een einde te brengen, geven de chauffeurs consequent vol gas. Als gevolg daarvan ondergaan de te executeren personen de dood door verstikking en niet, zoals bedoeld, door in te slapen. Mijn instructies hebben nu duidelijk gemaakt dat als de hendels correct zijn ingesteld, de dood sneller zal komen en de gevangenen vredig zullen inslapen. De vervormde gezichten en de uitwerpselen, zoals die eerder voorkwamen, zijn sindsdien niet meer waargenomen.”
49) Brief van mechanicus Willy Just aan Walter Rauff, 5 juni 1942
Onderstaande fragment van 5 juni 1942 is uit een brief van Willy Just, chef van de werkplaats waar de vrachtwagens werden omgebouwd tot gaswagen, aan Walter Rauff:
“Seit Dezember 1941 wurden beispielsweise mit 3 eingesetzten Wagen 97 000 verarbeitet, ohne daß Mängel an den Fahrzeugen auftraten. Die bekannte Explosion in Kulmhof ist als Einzelfall zu bewerten. Ihre Ursache ist auf einen Bedienungsfehler zurückzuführen. Zur Vermeidung von derartigen Unfällen ergingen an die betroffenen Dienststellen besondere Anweisungen. Die Anweisungen wurden so gehalten, daß der Sicherheitsgrad erheblich heraufgesetzt wurde.
Die sonstigen bisher gemachten Erfahrungen lassen folgende technische Abänderungen zweckmäßig erscheinen:
1) Um ein schnelles Einströmen des CO unter Vermeidung von Überdrucken zu ermöglichen, sind an der oberen Rückwand zwei offene Schlitze von 10 x 1 cm lichter Weite anzubringen. Dieselben sind außen mit leicht beweglichen Scharnierblechklappen zu versehen, damit ein Ausgleich des evtl. eintretenden Überdruckes selbsttätig erfolgt.
2) Die Beschickung der Wagen beträgt normalerweise 9-10 pro m2. [...]
3) Die Verbindungsschläuche zwischen Auspuff und Wagen rosten des öfteren durch, da sie im Inneren durch anfallende Flüssigkeiten zerfressen werden. Um dieses zu vermeiden, ist der Einfüllstutzen nunmehr so zu verlegen, daß eine Einführung von oben nach unten erfolgt. Dadurch wird ein Einfliessen von Flüssigkeiten vermieden.
4) Um eine handliche Säuberung des Fahrzeuges vornehmen zu können, ist der Boden in der Mitte mit einer dicht verschließbaren Abflußöffnung zu versehen. Der Abflußdeckel mit etwa 200 bis 300 mm ø erhält einen Syphonkrümmer, sodaß dünne Flüssigkeit auch während des Betriebes ablaufen kann. Zur Vermeidung von Verstopfungen ist der Krümmer oben mit einem Sieb zu versehen. Dicker Schmutz kann bei der Reinigung des Wagens durch die große Abflußöffnung fortgespült werden. Der Boden des Fahrzeuges ist zur Abflußöffnung leicht zu neigen. Hierdurch soll erreicht werden, daß alle Flüssigkeiten unmittelbar zur Mitte abfließen. Ein Eindringen der Flüssigkeiten in die Röhren wird somit weitgehendst unterbunden.
5) Die bisher angebrachten Beobachtungsfenster können entfallen, da sie praktisch nie benutzt werden. Bei der Fertigung weiterer Fahrzeuge wird durch den Fortfall der Fenster mit Bezug auf die schwierige Anbringung und dichte Abschließung derselben erhebliche Arbeitszeit eingespart.
6) Die Beleuchtungskörper sind stärker als bisher gegen Zerstörungen zu sichern. Das Eisengitterwerk ist so hoch gewölbt über den Lampen anzubringen, daß eine Beschädigung der Lampenfenster nicht mehr möglich ist. Aus der Praxis wurde vorgeschlagen, die Lampen entfallen zu lassen, da sie angeblich nie gebraucht werden. Es wurde aber in Erfahrung gebracht, daß beim Schließen der hinteren Tür und somit bei eintretender Dunkelheit immer ein starkes Drängen der Ladung nach der Tür erfolgte. Dieses ist darauf zurückzuführen, daß die Ladung bei eintretender Dunkelheit sich nach dem Licht drängt. Es erschwert das Einklinken der Tür. Ferner wurde festgestellt, daß der auftretende Lärm wohl mit Bezug auf die Unheimlichkeit des Dunkels immer dann einsetzt, wenn sich die Türen schließen. Es ist deshalb zweckmäßig, daß die Beleuchtung vor und während der ersten Minuten des Betriebes eingeschaltet wird. Auch ist die Beleuchtung bei Nachtbetrieb und beim Reinigen des Wageninnern von Vorteil.
7) Um eine schnelle und leichte Entladung des Fahrzeuges zu erreichen, ist ein ausfahrbarer Rost anzubringen.”
“Sinds december 1941 werden met drie tweedehands wagens bijvoorbeeld 97.000 [mensen] verwerkt zonder dat er gebreken aan de voertuigen zijn opgetreden. De bekende explosie in Kulmhof [vernietigingskamp Chełmno] is een op zichzelf staand geval. De oorzaak is terug te voeren tot een bedieningsfout. Om dergelijke ongevallen te voorkomen, werden speciale instructies gegeven aan de betrokken diensten. Dankzij die instructies is het veiligheidsniveau aanzienlijk verhoogd.
De andere ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan, maken de volgende technische aanpassingen gewenst:
1) Om de koolmonoxide snel naar binnen te laten stromen en tegelijkertijd overdruk te vermijden, moeten in de bovenste achterwand twee open spleten worden gemaakt met een vrije breedte van 10 x 1 cm. Deze dienen aan de buitenzijde voorzien te zijn van eenvoudig beweegbare, opklapbare plaatstalen kleppen, zodat een eventueel optredende overdruk automatisch wordt geneutraliseerd.
2) De belading van de wagens is normaal gesproken 9-10 [mensen] per vierkante meter. [...]
3) De verbindingsslangen tussen de uitlaat en de auto roesten vaak door omdat ze van binnen worden weggevreten door de vloeistoffen die zich ophopen. Om dit te voorkomen moet de vulhals nu zo worden gefreesd dat deze van boven naar beneden wordt ingevoerd. Dit voorkomt de instroom van vloeistoffen.
4) Om eenvoudig een reiniging van het voertuig te kunnen uitvoeren dient de vloer in het midden [van de laadruimte] voorzien te zijn van een goed afsluitbare afvoeropening. Het afvoerdeksel met een diameter van circa 200 tot 300 mm moet worden voorzien van een sifonbocht zodat ook tijdens het gebruik van de wagen dunne vloeistof kan weglopen. Om verstoppingen te voorkomen moet de bocht aan de bovenzijde voorzien zijn van een zeef. Dik vuil kan tijdens het schoonmaken van de wagen worden weggespoeld door de grote afvoeropening. De vloer van het voertuig dient licht naar de afvoeropening te hellen. Dit om ervoor te zorgen dat alle vloeistoffen direct naar het midden stromen. Zo wordt grotendeels voorkomen dat deze vloeistoffen in de gasbuizen terecht komen.
5) De eerder geïnstalleerde observatievensters kunnen worden weggelaten omdat ze vrijwel nooit worden gebruikt. Bij de productie van andere voertuigen zal door het weglaten van de ruiten aanzienlijke werktijd worden bespaard, gezien met de lastige bevestiging en strakke afsluiting ervan.
6) De verlichting moet meer dan voorheen worden beveiligd tegen vernieling. Het ijzeren traliewerk moet zo hoog over de lampen worden gebogen dat beschadiging van de lampvensters niet meer mogelijk is. In de praktijk werd gesuggereerd om de lampen weg te laten, aangezien ze nooit zouden worden gebruikt. Wel bleek dat als men de achterdeur dichtdeed en het dus donker werd, de lading altijd hard tegen de deur duwde. Dit komt door het feit dat wanneer het donker wordt, de lading naar het licht duwt. Dit maakt het moeilijk om de deur op slot te doen. Ook bleek dat het lawaai dat optreedt, waarschijnlijk als gevolg van de griezeligheid van het donker, altijd begint wanneer de deuren sluiten. Het is daarom aan te raden om de verlichting voor en tijdens de eerste paar minuten aan te zetten. De verlichting is ook nuttig tijdens nachtelijke werkzaamheden en bij het reinigen van het interieur van de auto.
7) Om het voertuig snel en gemakkelijk te kunnen lossen, moet een uitschuifbaar rooster worden geïnstalleerd.”
Hoewel Rauff in 1945 claimde dat hij niet bij het programma betrokken was (dit was in een tijd dat onderstaande brieven nog niet beschikbaar waren), legde hij in 1972 een formele verklaring af dat dit wel het geval was geweest. Bij die verklaring gaf hij bovendien deze toelichting:
"Wat de vernietiging van de Joden in Rusland betreft: ik weet dat de gaswagens voor dat doeleinde werden gebruikt. De gaswagens werden gebruikt voor executies en voor het doden van Joden."
Ook de verklaring die Otto Ohlendorf, commandant van Einsatzgruppe D, direct na de oorlog aflegde, komt wat de genoemde data en andere feiten betreft perfect overeen met wat in de gevonden brieven wordt besproken.
Auschwitz: documentatie van het selectieproces
50) Heinrich Schwarz, telefonische boodschap, 15 maart 1943
Met als onderwerp “Joodse transporten uit Berlijn” rapporteerde kampcommandant Heinrich Schwarz op 15 maart 1943 telefonisch het volgende:
“K.L.-Auschwitz meldet Judentransport aus Berlin. Eingang am 13.3.43. Gesamtstärke 964 Juden. Zum Arbeitseinsatz kamen 218 Männer u. 147 Frauen. Die Männer wurden nach Buna überstellt. Gesondert wurden 126 Männer u. 473 Frauen u. Kinder untergebracht.”
“KL-Auschwitz meldt een transport Joden uit Berlijn. Aankomst op 13 maart 1943. Bij elkaar 964 Joden. 218 mannen en 147 vrouwen werden ingezet voor werk. De mannen werden naar Buna overgeplaatst. 126 mannen en 473 vrouwen en kinderen werden apart ondergebracht.”
Van die 964 personen werden er dus 599 “apart ondergebracht” (62%) en 365 tot arbeid gedwongen (38%). Dit komt overeen met wat Goebbels op 27 maart 1942 in zijn dagboek schreef, namelijk “dat 60% van hen moet worden geliquideerd, terwijl slechts 40% aan het werk kan worden gezet.”
Het Prüfer telegram
51) Kurt Prüfer, telegram, 8 november 1942
Volgens Holocaustontkenners is een totaal van 1,1 miljoen om verschillende redenen onmogelijk. Hieronder zal ik bespreken waarom het wel degelijk mogelijk was, en waarom 1,1 miljoen doden een zeer redelijke benadering is.
Het volgende is een telegram van 8 november 1942, verstuurd door Kurt Prüfer, leidinggevend ingenieur van Topf & Söhne, het bedrijf dat de ovens vervaardigde en installeerde.
“Vertraulich! Geheim!
Herr Obersturmführer Krone ruft an und erklärt, dass er zum Brigadeführer Kämmer bestellt sei und über seine Besichtigung des Krematoriums in Auschwitz, von der er gestern zurückgekehrt sei, zu berichten habe. Aus der Anlage in Auschwitz wäre er nicht klug geworden und wollte sich deshalb genau informieren, wieviel Muffeln dort zur Zeit in Betrieb seien, und wieviele Öfen mit Muffeln wir zur Zeit dort bauen und noch liefern.
Ich gab an, dass zur Zeit 3 Stück Zwei-muffel-Öfen mit einer Leistung von 250 je Tag in Betrieb seien. Ferner wären jetzt in Bau 5 Stück Dreimuffel-Öfen mit einer täglichen Leistung von 800. Zum Versand kämen heute und in den nächsten Tagen die von Mogilew abgezweigten 2 Stück Achtmuffel-Öfen mit einer Leistung von je 800 täglich.
Herr K. erklärte, dass diese Anzahl von Muffeln noch nicht ausreichend sei; wir sollen noch weitere Öfen schnellstens liefern.
Es ist daher zweckmäßig, dass ich am Donnerstag Vormittag nach Berlin käme, um mit Herrn K. über weitere Lieferungen zu sprechen. Ich soll Unterlagen über Auschwitz mitbringen, damit nun endgültig einmal die dringenden Rufe verstummen würden.”
“Vertrouwelijk! Geheim!
De heer Obersturmführer Krone belde en legde me uit dat hij door brigadecommandant Kämmer is opgedragen om verslag te doen van zijn bezoek aan het crematorium in Auschwitz, waarvan hij gisteren is teruggekeerd. Van het bezoek is hij niets wijzer geworden en hij wilde daarom precies weten hoeveel moffelovens daar op dit moment operationeel zijn, hoeveel ovens we aan het bouwen zijn en hoeveel we er nog gaan leveren.
Ik gaf aan dat er momenteel 3 twee-moffelovens met een gezamenlijke capaciteit van 250 [lijken] per dag in bedrijf waren. Daarnaast zijn er nu 5 drie-moffelovens in aanbouw met een gezamenlijke capaciteit van 800 per dag. De 2 acht-moffelovens die in Mogilev zijn afgeleverd, elk met een dagelijkse capaciteit van 800, zullen vandaag en in de komende dagen worden verscheept.
De heer K. legde uit dat dit aantal moffels niet voldoende was; we moeten zo snel mogelijk meer ovens leveren.
Het is daarom gepast dat ik donderdagochtend naar Berlijn kom om met de heer K. te praten over verdere leveringen. Ik moet documenten over Auschwitz meebrengen, zodat de dringende oproepen kunnen worden beantwoord.”
Het aantal moffels, met een gezamenlijke capaciteit van 2.650 lijken per dag, was niet voldoende...
In de telegram worden indirect de verschillende crematoria van Auschwitz omschreven. De genoemde "3 twee-moffelovens" hebben betrekking op Krema I, de "5 drie-moffelovens in aanbouw" hebben betrekking op Krema's II en III, waar uiteindelijk 10 van zulke ovens zouden worden geïnstalleerd, en de "2 acht-moffelovens" op Krema's IV en V. De capaciteiten die hier genoemd worden, wijken iets af van een document van de Zentralbauleitung, ongeveer een jaar later.
52) Rapport van de Zentralbauleitung, 28 juni 1943
“Melde die Fertigstellung des Krematoriums III mit dem 26.6.1943. Mithin sind sämtliche befohlenen Krematorien fertiggestellt.
Leistung der nunmehr vorhandenen Krematorien bei einer 24 Stündigen Arbeitszeit:
1.) altes Krematorium I, 3 x 2 Muffelöfen: 340 Personen
2.) neues Krematorium II, 5 x 3 Muffelöfen: 1.440 Personen
3.) neues Krematorium III, 5 x 3 Muffelöfen: 1.440 Personen
4.) neues Krematorium IV., 8 Muffelöfen 768 Personen
5.) neues Krematorium V., 8 Muffelöfen: 768 Personen
Insges.bei 24 stündiger Arbeitszeit: 4.756 Personen”
“Hierbij bericht ik over de voltooiing van crematorium III op 26 juni 1943. Alle bestelde crematoria zijn nu operationeel. De dagelijkse capaciteit van de nu bestaande crematoria bij 24 uurs gebruik:
1.) oude crematorium I, 3 x 2 moffelovens: 340 personen
2.) nieuwe crematorium II, 5 x 3 moffelovens: 1.440 personen
3.) nieuwe crematorium III, 5 x 3 moffelovens: 1.440 personen
4.) nieuwe crematorium IV., 8 moffelovens 768 personen
5.) nieuwe crematorium V., 8 moffelovens: 768 personen
Totale capaciteit per 24 uur: 4.756 personen”
We kunnen zodoende stellen dat de capaciteit ergens binnen deze marges lag:
Krema I tussen de 250 en 340 lijken
Krema II tussen de 800 en 1440 lijken
Krema III tussen de 800 en 1440 lijken
Krema IV tussen de 768 en 800 lijken
Krema V tussen de 768 en 800 lijken
De totale capaciteit zou daarom tussen de 3.386 en 4.820 lijken per dag moeten liggen (de hogere aantallen hebben er ongetwijfeld mee te maken dat men meerdere lijken per moffel is gaan verbranden). Per jaar is dat tussen de 1.235.890 en 1.759.300 lijken. We weten dat elk afzonderlijke crematorium in Auschwitz bijna 2 jaar operationeel is geweest en dat er theoretisch dus zo'n 2,4 tot 3,5 miljoen lijken hadden kunnen worden gecremeerd. Historici zijn van mening dat er in Auschwitz circa 1,1 miljoen mensen zijn vermoord en verbrand (waarvan ongeveer 900.000 tot 1 miljoen Joden, 70.000 Polen en 21.000 Roma en Sinti), dus dat is ruim binnen de capaciteit.
Het Korherr rapport en Höfle telegram
53) Brief van Himmlers kantoor aan Dr. Richard Korherr, 10 april 1943
Dat alleen al in 1942 meer dan een miljoen Joden de “speciale behandeling” hadden ontvangen, blijkt uit het Korherr rapport en het veel later ontdekte Höfle telegram (hieronder weergegeven), die beiden een totaal van 1.274.166 Joden noemen (24.733 in Madjanek, 434,508 in Belzec, 101.370 in Sobibor en 713.555 in Treblinka), waarbij het Korherr rapport ter aanvulling nog 145.301 “speciale behandelingen” in Warthegau (Chełmno) noemt.
Vooral het Korherr rapport, getiteld DIE ENDLÖSUNG DER EUROPÄISCHEN JUDENFRAGE, is zeer interessant omdat we daar twee versies van hebben. In de oorspronkelijke, 16 pagina’s tellende versie van 23 maart 1943, stond meerdere keren het cryptische woord ‘Sonderbehandlung’ (speciale behandeling). Uit een bewaarde brief blijkt dat Himmler dit voor de ingekorte versie heeft laten veranderen naar ‘durchgeschleust’ (doorgesluisd of verwerkt), zoals te zien is in de 7 pagina’s tellende versie van 19 april. Himmlers brief van 10 april was als volgt:
“Der Reichsführer-SS hat Ihren statistischen Bericht über ‚Die Endlösung der europäischen Judenfrage‘ erhalten. Er wünscht, dass an keiner Stelle von ‚Sonderbehandlung der Juden‘ gesprochen wird. Auf Seite 9, Punkt 4, muß es folgendermaßen heißen:
“Transportierung von Juden aus den Ostprovinzen nach dem russischen Osten:
Es wurden durchgeschleust durch die Lager im Generalgouvernement ...
durch die Lager im Warthegau ...............”
Eine andere Formulierung darf nicht genommen werden. Ich sende das vom Reichsführer-SS bereits abgezeichnete Exemplar des Berichtes zurück mit der Bitte, diese Seite 9 entsprechend abzuändern und es wieder zurückzusenden.”
“De Reichsführer-SS heeft uw statistische rapport over ‘De definitieve oplossing van het Europese Joodse vraagstuk’ ontvangen. Hij wenst dat nergens “speciale behandeling van de Joden” wordt genoemd. Op pagina 9, punt 4, zou het als volgt moeten luiden:
Transport van Joden uit de oostelijke provincies naar het Russische Oosten:
Ze werden door de kampen in het Generaal-gouvernement gesluisd...
door de kampen in de Warthegau ................”
Er mag geen andere formulering worden gebruikt. Ik stuur een reeds door de Reichsführer-SS ondertekende kopie van het rapport terug met het verzoek om pagina 9 dienovereenkomstig aan te passen en terug te sturen.”
54) Aangepaste versie van het Korherr rapport, 19 april 1943
De aangepaste pagina 9 was als volgt (merk op dat het woord bij punt 4 is aangepast maar het bij punt 5 over het hoofd is gezien):
“Die Evakuierung der Juden löste, wenigstens im Reichsgebiet, die Auswanderung der Juden ab. Sie wurde seit dem Verbot der jüdischen Auswanderung im Herbst 1941 in Großem Stile vorbereitet und im Jahre 1942 im gesamten Reichsgebiet weitgehend durchgeführt. In der Bilanz des Judentums erscheint sie als 'Abwanderung'. Bis 1.1.1943 wanderten nach den Zusammenstellungen des Reichssicherheitshauptamtes ab:
- aus dem Altreich mit Sudetenland 100.516 Juden
- aus der Ostmark 47.555 Juden
- aus dem Protektorat 69.677 Juden
Zuzammen 217.748 Juden
In diesen Zahlen sind auch die ins Altersghetto Theresienstadt evakuierten Juden enthalten.
Die gesamten Evakuierungen ergaben im Reichsgebiet einschl. Ostgebieten und darüber hinaus im deutschen Macht- und Einflußbereich in Europa von Oktober 1939 oder später bis zum 31.12.1942 folgende Zahlen:
1. Evakuierung von Juden aus Baden und der Pfalz nach Frankreich 6504 Juden
2. Evakuierung von Juden aus dem Reichsgebiet einschl. Protektorat und Bezirk Bialystok nach Osten 170.642
3. Evakuierung von Juden aus dem Reichsgebiet einschl. Protektorat und Bezirk Bialystok nach Theresienstadt 170.642
4. Transportierung von Juden aus der Ostprovinzen nach dem russischen Osten 1.449.692
Es wurden durchgeschleust durch die Lager im Generalgouvernement 1.274.166 Juden
durch die Lager im Warthegau 145.301 Juden
5. Evakuierung von Juden aus anderen Ländern, nämlich:
Frankreich (soweit vor dem 10.11.1942 besetzt) 41.911 Juden
Niederlande 38.571 Juden
Belgien 16.886 Juden
Norwegen 532 Juden
Slowakei 56.691 Juden
Kroatien 4927 Juden
Evakuierung ingesamt (einschl. Thereseinstadt und enschl. Sonderbehandlung) 1.873.549 Juden
ohne Theresienstadt 1.786.356 Juden
6. Dazu kommt noch nach den Angaben des Reichssicherheitshauptamtes die Evakuierung von 6.33.300 Juden in den russischen Gebieten einschl. der früheren baltischen Länder seit Beginn des Ostfeldzuges.
In den obigen Zahlen sind nicht enthalten die Insassen der Ghettos und Konzentrationslager.
Die Evakuierungen aus der Slowakei und aus Kroatien wurden von diesen Staaten selbst in Angriff genommen.”
“De evacuatie van de Joden verving, in ieder geval in het Rijk, de emigratie van de Joden. Sinds het verbod op Joodse emigratie in de herfst van 1941 werden er op grote schaal voorbereidingen getroffen en in 1942 werd de evacuatie in het gehele Rijk grotendeels voltooid. In de boekhoudkundige balans van het Jodendom verschijnt het als ‘migratie’. Volgens de compilaties van het hoofdbureau van de Rijksveiligheid migreerden de volgende aantallen mensen tot 1 januari 1943:
- uit het Oude Rijk inclusief het Sudetenland 100.516 Joden
- uit Oostenrijk 47.555 Joden
- uit het Protectoraat Bohemen en Moravië 69.677 Joden
In totaal 217.748 Joden
Deze cijfers omvatten ook de geëvacueerde joden naar het getto van Theresienstadt.
Het totale aantal evacuaties van oktober 1939 of later tot aan 31 december 1942, in het Reichsgebied met inbegrip van de oostelijke gebieden en daarbuiten in de Duitse machts- en invloedssfeer binnen Europa was als volgt:
1. Evacuatie van Joden uit Baden en de Palts naar Frankrijk 6504 Joden
2. Evacuatie van Joden uit het grondgebied van het Rijk inclusief het Protectoraat en het district Bialystok naar het Oosten 170.642
3. Evacuatie van Joden uit het grondgebied van het Reich inclusief het Protectoraat en district Bialystok naar Theresienstadt 170.642
4. Transport van Joden uit de oostelijke provincies naar het Russische Oosten 1.449.692
Er werden doorgesluisd
door de kampen in het Generaal-gouvernement 1.274.166 Joden
door de kampen in de Warthegau 145.301 Joden
5. Evacuatie van Joden uit andere landen, te weten:
Frankrijk (voor zover bezet vóór 10 november 1942) 41.911 Joden
Nederland 38.571 Joden
België 16.886 Joden
Noorwegen 532 Joden
Slowakije 56.691 Joden
Kroatië 4927 Joden
Totale evacuatie (inclusief Thereseinstadt en inclusief speciale behandeling) 1.873.549 Joden
zonder Theresienstadt 1.786.356 Joden
6. Bovendien zijn er volgens de gegevens van het hoofdbureau 633.300 Joden geëvacueerd uit de Russische gebieden, inclusief de voormalige Baltische staten, sinds het begin van de campagne in het Oosten.
Bovenstaande cijfers zijn exclusief de gevangenen in de getto's en concentratiekampen.
De evacuaties uit Slowakije en Kroatië werden door deze staten zelf opgepakt.”
In de ingekorte versie was verder het volgende te lezen:
“Die Judenzahl des Altreichs hat sich inzwischen weiter von 51.327 am 31.12.1942 auf 31.910 am 1.4.1943 vermindert. […] Außerdem dürfte in der Aufstellung noch eine größere Anzahl von Juden mitgezählt sein, die schließlich als unauffindbar abgeschrieben werden müssen, wie es auch bei jedem Einwohnerkataster immer wieder vorkommt. Der Bestand der Juden im alten Reichsgebiet (ohne Ostgebiete) nähert sich seinem Ende.
Insgesamt dürfte das europäische Judentum seit 1933, also im ersten Jahrzehnt der nationalsozialistischen Machtentfaltung, bald die Hälfte seines Bestandes verloren haben. Davon ist wieder nur etwa die Hälfte, also ein Viertel des europäischen Gesamtbestandes von 1937, den anderen Erdteilen zugeflossen.”
“Inmiddels is het aantal Joden in het Oude Rijk verder gedaald van 51.327 op 31 december 1942 naar 31.910 op 1 april 1943. […] Aan de lijst zal waarschijnlijk nog een groot aantal Joden worden toegevoegd die uiteindelijk als spoorloos moeten worden afgeschreven, zoals dat bij elk bevolkingsregister gebeurt. De aanwezigheid van Joden in het Oude Rijk (exclusief de oostelijke gebieden) nadert zijn einde.
Al met al is het Europese Jodendom waarschijnlijk gehalveerd sinds 1933, d.w.z. tijdens het eerste decennium van de nationaalsocialistische machtsovername. En daar de helft weer van, dus een kwart van de totale hoeveelheid Europese Joden in 1937, is naar de andere continenten geëmigreerd.”
EINDE
In het boek worden verder nog deze onderwerpen behandeld:
Te verkrijgen via boekenbestellen.nl
1920
1) Hitler, toespraak Salzburg, augustus 1920
Dit is een in steno opgeschreven toespraak van Hitler uit augustus 1920 (volgens sommige bronnen de 15e, volgens andere de 7e of 8e) te Salzburg, voor een publiek van deels Oostenrijkse NSDAP leden:
“Dies ist die erste Forderung, die wir zu erheben und durchzuführen haben, daß unser Volk frei werde, daß diese Ketten gesprengt werden, daß Deutschland wieder Herr seiner Seele und seiner Schicksale werde, zusammen mit allen, die sich ihm anschließen wollen.
Und die Erfüllung dieser ersten Forderung wird dann den Weg zu allen anderen Reformen eröffnen. Und hier ist vielleicht etwas, was uns von Euch unterscheidet, wenn wir auch in der Sache sehr wohl Eurem Geiste entsprechen: unsere Einstellung zur Judenfrage.
Für uns ist diese Frage nicht eine Frage von nachgiebigen Zugeständnissen, die man mit einer gewissen Gleichgültigkeit beiseite schieben kann. Für uns ist es eine Frage, ob unser Volk je wieder gesund werden kann, ob die jüdische Geistigkeit jemals wirklich ausgerottet werden kann. Man darf nicht glauben, daß man eine Seuche bekämpfen kann, indem man die Träger der Seuche unbehelligt läßt, um nur die Kranken zu isolieren. Man darf nicht glauben, daß man eine Rassenseuche ausrotten kann, wenn nicht mit gleicher Härte, wie gegen den Kranken, auch gegen den Träger der Seuche vorgegangen wird. Der jüdische Verseuchung erliegt nicht, die Vergiftung des Volkes hört nicht auf, bevor nicht der Träger selbst, der Jude, ausgerottet ist.”
“Dit is de eerste eis die we moeten stellen en verwezenlijken: dat onze mensen vrij worden, dat deze ketenen worden verbroken, dat Duitsland weer meester wordt over zijn ziel en zijn lot, samen met iedereen die zich erbij wil aansluiten.
En de vervulling van deze eerste eis zal dan de weg vrijmaken voor alle andere hervormingen. En hier is misschien iets dat ons van jullie [Oostenrijkers] onderscheidt, ook al zitten we verder op één lijn: onze houding ten opzichte van het Joodse vraagstuk.
Voor ons is dit niet een vraagstuk van zachte concessies die men met een zekere onverschilligheid terzijde kan schuiven. Voor ons is het een vraagstuk dat bepaalt of ons volk wel weer gezond kan worden, of het Joodse intellectualisme ooit écht kan worden uitgeroeid. Men moet niet denken dat je een besmettelijke ziekte kan bestrijden door de dragers van de ziekte te negeren en je alleen op de ziekte zelf te richten. Men moet niet denken dat een rassenziekte kan worden uitgeroeid zonder de drager van de ziekte met dezelfde hardheid te behandelen als de ziekte. De Joodse besmetting verdwijnt niet, en de vergiftiging van het volk stopt niet, voordat ook de drager, de Jood, is uitgeroeid.”
De bekende Holocaustontkenner David Irving heeft het woord ausgerottet aan het eind van deze paragraaf vertaald als “banished from our midst” (The War Path: Hitler's Germany 1933-1939, Papermac 1978). Hoewel het klopt dat ausgerottet niet per se op een totale genocide betrekking heeft, is verbanning een veel te specifieke interpretatie, vooral gezien de context van de voorgaande zinnen, waarin Irving het woord overigens wél vertaalt als eradicated (uitgeroeid, verdelgd, ontworteld).
Men zou kunnen beargumenteren dat de NSDAP in 1920 helemaal de middelen niet had om de Joden uit te roeien, maar datzelfde geldt natuurlijk voor de middelen om de Joden te verbannen. Met toen nog relatief weinig leden en in het geheel geen politieke macht, hoefde Hitler nog geen rekening te houden met de praktische haalbaarheid van zijn voorgestelde oplossing. Hier werd een algemene visie geschetst, en een fundamenteel aspect van die visie was het ‘uitroeien’ (in Duitsland en Oostenrijk) van de Joden.
1925
2) Hitler, Mein Kampf, hoofdstuk 11
Het volgende citaat uit Mein Kampf maakt duidelijk dat Hitler het deporteren van de Joden, in het bijzonder naar een eigen staat, nooit als een ware oplossing heeft gezien. De bekende Ha’avara-overeenkomst was een initiatief van de zionisten. De nationaalsocialisten gingen er in mee omdat het bijdroeg aan de vermindering van het aantal Joden in Duitsland, maar feitelijk zette het weinig zoden aan de dijk: tussen 1933 en 1939 emigreerden maar zo'n 60.000 Joden naar Palestina. Ook financieel was het voor de nationaalsocialisten niet ideaal, aangezien die Joden zo'n 140 miljoen Rijksmark met zich meenamen.
“Ein Teil seiner Rasse bekennt sich schon ganz offen als fremdes Volk, nicht ohne dabei auch wieder zu lügen. Denn indem der Zionismus der anderen Welt weiszumachen versucht, daß die völkische Selbstbesinnung des Juden in der Schaffung eines palästinensischen Staates seine Befriedigung fände, betölpeln die Juden abermals die dummen Gojim auf das gerissenste. Sie denken gar nicht daran, in Palästina einen jüdischen Staat aufzubauen, um ihn etwa zu bewohnen, sondern sie wünschen nur eine mit eigenen Hoheitsrechten ausgestattete, dem Zugriff anderer Staaten entzogene Organisationszentrale ihrer internationalen Weltbegaunerei; einen Zufluchtsort überführter Lumpen und eine Hochschule werdender Gauner.”
“Een deel van zijn ras komt er al heel openlijk voor uit een vreemd volk te zijn, maar niet zonder daarbij weer te liegen. Want wanneer het zionisme de rest van de wereld probeert te laten geloven dat de Joodse drang tot nationale zelfbeschikking zal zijn bevredigd met de oprichting van een Palestijnse staat, bedriegen de Joden de domme gojim opnieuw op de meest sluwe manier. De gedachte om in Palestina een Joodse staat op te bouwen om deze dan te gaan bewonen, komt niet eens bij ze op. Ze willen gewoon een organisatorisch centrum – uitgerust met zijn eigen soevereine rechten en niet toegankelijk voor andere staten – voor hun internationale wereldafzetterij; een toevluchtsoord voor veroordeelde schurken en een hogeschool voor beginnende oplichters.”
Dit is voor Hitler altijd het uitgangspunt gebleven. Aan de ene kant wilde hij de Joden zo snel mogelijk Duitsland en Europa uit hebben, en was samenwerking met de zionisten aantrekkelijk omdat het direct geïmplementeerd kon worden, maar aan de andere kant kon hij niet toelaten dat de Joden elders in de wereld een machtscentrum zouden ontwikkelen. Dit is iets wat Holocaustontkenners goed tot zich zouden moeten laten doordringen.
3) Hitler, Mein Kampf, hoofdstuk 12
Een andere passage beargumenteert waarom de “internationale vergiftigers” moesten worden uitgeroeid:
“Die Gewinnung der Seele des Volkes kann nur gelingen, wenn man neben der Führung des positiven Kampfes für die eigenen Ziele den Gegner dieser Ziele vernichtet.
Das Volk sieht zu allen Zeiten im rücksichtslosen Angriff auf einen Widersacher den Beweis des eigenen Rechtes, und es empfindet den Verzicht auf die Vernichtung des anderen als Unsicherheit in bezug auf das eigene Recht, wenn nicht als Zeichen des eigenen Unrechtes.
Die breite Masse ist nur ein Stück der Natur, und ihr Empfinden versteht nicht den gegenseitigen Händedruck von Menschen, die behaupten, Gegensätzliches zu wollen. Was sie wünscht, ist der Sieg des Stärkeren und die Vernichtung des Schwachen oder seine bedingungslose Unterwerfung.
Die Nationalisierung unserer Masse wird nur gelingen, wenn bei allem positiven Kampf um die Seele unseres Volkes ihre internationalen Vergifter ausgerottet werden.”
“De ziel van het volk kan alleen worden gewonnen als men naast een positieve strijd voor de eigen doelen ook de tegenstander van deze doelen vernietigt.
De mensen zien de meedogenloze aanval op een tegenstander altijd als een bewijs van hun eigen gelijk, en ervaren het afzien van het vernietigen van de vijand als onzekerheid wat betreft het eigen gelijk, zo niet als teken van het eigen ongelijk.
De massa is slechts een stukje natuur en begrijpt gevoelsmatig de handdruk niet van mensen die aangeven tegenovergestelde belangen te hebben. Wat de massa verlangt, is de overwinning van de sterkeren en de vernietiging van de zwakken, of tenminste hun onvoorwaardelijke onderwerping.
De nationalisering van onze massa zal alleen slagen wanneer – naast alle positieve strijd voor de ziel van ons volk – de internationale vergiftigers ervan worden uitgeroeid.”
1928
4) Hitler, Zweites Buch, hoofdstuk 15
In 1928 schreef Hitler een nieuw manuscript, voornamelijk over zijn ideeën inzake buitenlandse betrekkingen. Dit manuscript is pas lang na zijn dood gepubliceerd. Het manuscript werd in 1958 in een archief ontdekt en in 1961 uitgegeven als Hitlers Zweites Buch. In sommige moderne uitgaven van Mein Kampf, waaronder het recente Mijn Strijd (Prometheus, 2018), is de tekst opgenomen als tweede boekdeel.
In onderstaand citaat spreekt Hitler over het vergassen van duizenden Joden. Het gaat hier om een specifieke groep Joden, namelijk de in Duitsland actieve communisten die verantwoordelijk werden gehouden voor de zogenaamde 'dolkstoot in de rug' (in de vorm van stakingen en andere revolutionaire activiteiten, in het bijzonder die van de Novemberrevolutie van 1918 – 1919) waardoor Duitsland de Eerste Wereldoorlog zou hebben verloren. Hoewel het geen toespeling is op de Holocaust, zal dit thema van vergelding door zowel Hitler als door andere nationaalsocialisten nog vele malen herhaald worden, waarbij het aantal Joden dat verantwoordelijk werd gehouden voor de Duitse problemen zich uitbreidde van deze “twaalf- tot vijftienduizend communisten” naar uiteindelijk het gehele Jodendom.
“In eben dem Maße aber, in dem im Laufe des Krieges der deutsche Arbeiter und deutsche Soldat wieder in die Hand der marxistischen Führer zurückkehrte, in eben dem Maße ging er dem Vaterland verloren. Hätte man zu Kriegsbeginn und während des Krieges einmal zwölf- oder fünfzehntausend dieser hebräischen Volksverderber so unter Giftgas gehalten, wie Hunderttausende unserer allerbesten deutschen Arbeiter aus allen Schichten und Berufen es im Felde erdulden mußten, dann wäre das Millionenopfer der Front nicht vergeblich gewesen. Im Gegenteil: Zwölftausend Schurken zur rechten Zeit beseitigt, hätten vielleicht einer Million ordentlicher, für die Zukunft wertvoller Deutschen das Leben gerettet.”
“Elke Duitse arbeider of Duitse soldaat die in de loop van de oorlog in de greep van marxistische leiders terugkeerde, was er één verloren voor het vaderland. Als men aan het begin van de oorlog en tijdens de oorlog eens twaalf- of vijftienduizend van deze Hebreeuwse volksverdervers onder gifgas had gehouden – zoals honderdduizenden van onze allerbeste Duitse arbeiders uit alle beroepen en lagen van de bevolking het op het slagveld moesten ondergaan – dan was het miljoenenoffer van het front niet vergeefs geweest. Integendeel: het op het juiste moment uit de weg ruimen van twaalfduizend schurken had mogelijk een miljoen fatsoenlijke, voor de toekomst waardevolle Duitsers het leven gered.”
1933
5) Hitler, interviews en tafelgesprek, 1933
Direct na Hitlers definitieve machtsgreep in maart 1933 werden de eerste antisemitische wetten ingevoerd, te beginnen met de wet op het herstellen van de beroepsambtenarij (Gesetz zur Wiederherstellung des Berufsbeamtentums) van 7 april. Dit beleid resulteerde in kritiek uit andere landen, waaronder Engeland en de Verenigde Staten, maar géén bereidheid om Joodse vluchtelingen op te nemen, waar Hitler in verschillende interviews op reageerde. Op 10 juli zei Hitler tegen Anne O’Hare McCormick van The New York Times:
“As to the ‘persecuted’ Jews, whom you see peacefully walking in the streets and dining in all the best cafés in Berlin, I would be only too glad if the nations which take such an enormous interest in Jews would open their gates to them.”
“Wat betreft de ‘vervolgde’ Joden – die je overigens vredig op straat ziet lopen en kunt zien dineren in de beste cafés van Berlijn – ik zou maar al te blij zijn als de naties die nu zoveel interesse tonen in de Joden, hun poorten voor hen zouden openen.”
Van onderstaande uitspraak in de New Yorker Staats-Zeitung, een Duitstalige Amerikaanse krant, is helaas alleen een Engelse vertaling bewaard gebleven, gepubliceerd in The Bloodless Pogrom (1934) van Fritz Seidler en bekend geworden via The Speeches of Adolf Hitler (1969) van N. H. Baynes:
“Why does the world shed crocodile’s tears over the richly merited fate of a small Jewish minority? […] I ask Roosevelt, I ask the American people: Are you prepared to receive in your midst these well-poisoners of the German people and the universal spirit of Christianity? We would willingly give everyone of them a free steamer-ticket and a thousand-mark note for travelling expenses, if we could get rid of them.”
“Waarom huilt de wereld krokodillentranen over het welverdiende lot van een kleine Joodse minderheid? [...] Ik vraag Roosevelt, ik vraag het Amerikaanse volk: bent u bereid deze putvergiftigers van het Duitse volk en van het universele christendom binnen te laten? We geven hun graag een gratis bootkaartje en duizend mark voor de overige reiskosten als we zo van ze af kunnen komen.”
Op 24 oktober sprak Hitler tijdens een tafelgesprek de volgende woorden:
“In England behauptet man, daß man die Armeen offen habe, um alle Unterdrückten aufzunehmen, insbesondere die Juden, die aus Deutschland ausgewiesen werden. [...] Es wäre jedoch noch schöner, wenn England die große Geste nicht vom Besitz von tausend Pfund abhängig machen würde. England sollte sagen: "Jeder darf kommen!" – wie wir es leider seit dreißig Jahren getan haben. Wenn wir auch erklärt hätten, daß niemand Deutschland betreten dürfe, der nicht tausend Pfund mitbringt oder mehr bezahlen kann, so hätten wir heute gar keine Judenfrage mehr. So haben wir Wilde uns einmal mehr als die besseren Menschen erwiesen – vielleicht weniger in äußerlichen Protestationen, aber doch in unseren Taten! Und jetzt sind wir noch großzügiger und geben dem jüdischen Volk einen weit höheren Prozentsatz an Lebensmöglichkeiten, als wir selbst besitzen.”
“In Engeland beweert men dat ze alle onderdrukten met open armen verwelkomen, vooral de Joden die Duitsland hebben verlaten. [...] Maar het zou nog mooier zijn als Engeland haar grootse gebaar niet afhankelijk maakte van het bezit van duizend pond – Engeland zou moeten zeggen: "Iedereen mag binnenkomen" – zoals wij helaas al 30 jaar hebben gedaan. Als wij ook hadden gesteld dat niemand Duitsland mocht betreden tenzij men £1.000 of meer betaalde, dan zouden we vandaag helemaal geen Joods vraagstuk hebben. Dus hebben wij wilde mensen ons weer eens bewezen als betere mensen – misschien minder in externe gebaren, maar tenminste in onze daden! En nu zijn we zelfs nog vrijgeviger en geven we het Joodse volk een veel hoger percentage van de levenskansen dan wij zelf hebben.”
Al deze uitspraken illustreren de omstandigheden die uiteindelijk tot de keuze hebben geleid om de Joden te vergassen, namelijk enerzijds de fanatieke overtuiging dat de Joden uit Duitsland (en het liefst heel Europa) weg moesten en anderzijds het feit dat geen enkel land deze circa 600.000 Joden over wilde nemen.
1938
6) Hitler, toespraak Neurenberg, 12 september 1938
In dezelfde strekking zijn deze woorden die Hitler vijf jaar later tegenover het partijcongres sprak over de Conferentie van Évian, bijeengeroepen door Roosevelt, waarbij tweeëndertig landen aanwezig waren:
“Man beklagt in diesen Demokratien die unermeßliche Grausamkeit, mit der sich Deutschland – und jetzt auch Italien – der jüdischen Elemente zu entledigen versuchen. Alle diese großen demokratischen Reiche haben insgesamt nur ein paar Menschen auf dem Quadratkilometer. In Italien und Deutschland sind es über 140. Trotzdem hat Deutschland einst jahrzehntelang, ohne mit einer Wimper zu zucken, Hunderttausende um Hunderttausende dieser Juden aufgenommen.
Jetzt aber, da endlich die Klagen übergroß wurden und die Nation nicht mehr gewillt ist, sich noch länger von diesen Parasiten aussaugen zu lassen, jammert man darüber. Aber nicht, um nun endlich in diesen demokratischen Ländern die heuchlerische Frage durch eine hilfreiche Tat zu ersetzen, sondern im Gegenteil, um eiskalt zu versichern, daß dort selbstverständlich kein Platz ist! Sie erwarten also, daß Deutschland mit 140 Menschen auf dem Quadratkilometer ohne weiteres das Judentum weiter erhalten könne, aber die demokratischen Weltreiche mit nur ein paar Menschen auf dem Quadratkilometer eine solche Belastung unter keinen Umständen auf sich nehmen könnten. Hilfe also keine. Aber Moral!”
“In deze democratieën klaagt men over de immense wreedheid waarmee Duitsland – en nu ook Italië – zich probeert te ontdoen van de Joodse elementen. Al deze grote democratische rijken hebben slechts enkele inwoners per vierkante kilometer. In Italië en Duitsland zijn het er meer dan 140. Toch heeft Duitsland eens decennialang en zonder enige aarzeling honderdduizenden van deze Joden opgenomen.
Maar nu de onvrede eindelijk te groot is geworden en de natie niet langer bereid is zich door deze parasieten te laten leegzuigen, wordt erover geklaagd. En daarbij is het niet zo dat deze democratische landen hun huichelachtige vragen kracht bijzetten met behulpzame actie. Integendeel: ze verzekeren ons koelweg dat er natuurlijk geen plaats is! Men verwacht dus dat Duitsland met 140 mensen per vierkante kilometer het Jodendom zonder meer kan behouden, maar de democratische wereldrijken met slechts enkele mensen per vierkante kilometer onder geen beding een dergelijke last kunnen dragen. Geen hulp dus, maar moraal!”
7) ESCALATIE: Kristallnacht, 9 november 1938
Ongeveer een maand na bovenstaande citaat gaf Hitler het bevel om zo'n 12.000 Pools-Duitse Joden uit te zetten. De zoon van een van deze gedeporteerde Joden, Herschel Grynszpan, woonde al bij zijn oom in Parijs. Toen die van zijn zus over de plotselinge en zeer chaotische deportatie hoorde, besloot hij als vergelding de Duitse diplomaat Ernst vom Rath te vermoorden. Diens verwonding op 7 november en overlijden op 9 november leidde, aangemoedigd door Joseph Goebbels, tot de zogenaamde Kristallnacht, ook wel de nacht van het gebroken glas genoemd. Daarbij werden zo'n 1.400 synagogen en 7.500 winkels en bedrijven verwoest. Ook talloze huizen, scholen, begraafplaatsen en ziekenhuizen werden mikpunt van het geweld. Volgens de eerste rapporten kwamen 96 Joden om het leven, sommige door zelfmoord, waarbij historici opmerken dat het feitelijke aantal eerder rond de 400 lag. Zo'n 30.000 Joden werden gearresteerd, waarvan later naar schatting 1.000 Joden in een concentratiekamp zijn omgekomen.
Zoals helemaal past binnen de denkwijze van de nationaalsocialisten, werden de Joden zelf verantwoordelijk gehouden voor alle schade, omdat zij dit zouden hebben uitgelokt. Op 12 november werd daarom besloten dat de Joden bovenop hun verliezen ook nog eens een boete moesten betalen van 1 miljard Reichsmark, die werd geïnd in de vorm van een vermogensbelasting van 25%. Verzekeringsmaatschappijen moesten het geld waar de Joden recht op hadden in de staatskas storten.
Had Hitler in 1928 nog gesproken over “12.000 tot 15.000 Hebreeuwse volksverdervers” die verantwoordelijk zouden zijn geweest voor de Duitse tegenslagen, dan moge het duidelijk zijn dat men in 1938 zo'n onderscheid niet meer maakte: de gehele Joodse gemeenschap werd verantwoordelijk gehouden. Men wilde van alle Joden af, op wat voor manier dan ook. De keuze tussen deportatie en executie was voor de nazi's een praktische afweging (deportatie riep minder weerstand op), niet een morele.
De dag na de Kristallnacht, op 10 november, schreef Goebbels het volgende in zijn dagboek:
“Ich trage dem Führer die Angelegenheit vor. Er bestimmt: Demonstrationen weiterlaufen lassen. Polizei zurückziehen. Die Juden sollen einmal den Volkszorn zu verspüren bekommen. Das ist richtig. Ich gebe gleich entsprechende Anweizungen an Polizei und Partei.”
“Ik leg de zaak voor aan de Führer. Hij besluit: laat de demonstraties doorgaan. Politie terugtrekken. De Joden moeten maar eens de woede van het volk voelen. Zo is het. Ik geef meteen de juiste instructies door aan de politie en de partij.”
8) Goebbels, dagboek, 12 november 1938
En twee dagen later:
“In der Osteria erstatte ich dem Führer Bericht. Er ist mit allem einverstanden. Seine Ansichten sind ganz radikal und agressiv. Die Aktion selbst ist tadellos verlaufen. 17 Tote. Aber kein deutsches Eigentum beschädigt.
Mit kleinen Änderungen billigt der Führer meinen Erlaß betr. Abbruch der Aktionen. Ich gebe ihn gleich durch Presse und Rundfunk heraus. Der Führer will zu sehr scharfen Maßnahmen gegen die Juden schreiten. Sie müssen ihre Geschäfte selbst wieder in Ordnung bringen. Die Versicherungen zahlen ihnen nichts. Dann will der Führer die jüdischen Geschäfte allmählich enteignen und den Inhabern dafür Papiere geben, die wir jederzeit entwerten können.”
“In de Osteria [Hitlers favoriete restaurant in München] meld ik me bij de Führer. Hij is het met alles eens. Zijn opvattingen zijn behoorlijk radicaal en agressief. De actie zelf verliep perfect. 17 doden. Maar geen Duitse eigendommen beschadigd.
Met kleine wijzigingen keurt de Führer mijn besluit goed betreffende de beëindiging van de acties. Ik zal het meteen bekendmaken via de pers en de radio. De Führer wil zeer harde maatregelen nemen tegen de Joden. Ze moeten zelf hun winkels weer op orde brengen. De verzekeringsmaatschappijen zullen niets aan hen uitbetalen. Later wil de Führer geleidelijk de Joodse bedrijven onteigenen door de exploitanten contracten te geven die we op elk moment kunnen opzeggen.”
9) Göring, verordening voor de Joden, 12 november 1938
De economische positie van de Joden werd verder verzwakt (waarbij velen de armoede in werden gedreven) via onderstaande verordening, uitgevaardigd door Herman Göring:
“Verordnung zur Ausschaltung der Juden aus dem deutschen Wirtschaftsleben.
Vom 12. November 1938.
Auf Grund der Verordnung zur Durchführung des Vierjahresplans vom 18. Oktober 1936 (Reichsgesetzbl. I S. 887) wird folgendes verordnet:
§ 1
(1) Juden (§ 5 der Ersten Verordnung zum Reichsbürgergesetz vom 14. November 1935 – Reichsgesetzbl. I S. 1333) ist vom 1. Januar 1939 ab der Betrieb von Einzelhandelsverkaufsstellen, Versandgeschäften oder Bestellkontoren sowie der selbständige Betrieb eines Handwerks untersagt.
(2) Ferner ist ihnen mit Wirkung vom gleichen Tage verboten, auf Märkten aller Art, Messen oder Ausstellungen Waren oder gewerbliche Leistungen anzubieten, dafür zu werben oder Bestellungen darauf anzunehmen.
(3) Jüdische Gewerbebetriebe (Dritte Verordnung zum Reichsbürgergesetz vom 14. Juni 1938 – Reichsgesetzbl. I S. 627), die entgegen diesem Verbot geführt werden, sind polizeilich zu schließen.
§ 2
(1) Ein Jude kann vom 1. Januar 1939 ab nicht mehr Betriebsführer im Sinne des Gesetzes zur Ordnung der nationalen Arbeit vom 20. Januar 1934 (Reichsgesetzbl. I S. 45) sein.
(2) Ist ein Jude als leitender Angestellter in einem Wirtschaftsunternehmen tätig, so kann ihm mit einer Frist von sechs Wochen gekündigt werden. Mit Ablauf der Kündigungsfrist erlöschen alle Ansprüche des Dienstverpflichteten aus dem gekündigten Vertrage, insbesondere auch Ansprüche auf Versorgungsbezüge und Abfindungen.
§ 3
(1) Ein Jude kann nicht Mitglied einer Genossenschaft sein.
(2) Jüdische Mitglieder von Genossenschaften scheiden zum 31. Dezember 1938 aus. Eine besondere Kündigung ist nicht erforderlich.
§ 4
Der Reichswirtschaftsminister wird ermächtigt, im Einvernehmen mit den beteiligten Reichsministern die zu dieser Verordnung erforderlichen Durchführungsbestimmungen zu erlassen. Er kann Ausnahmen zulassen, soweit diese infolge der Überführung eines jüdischen Gewerbebetriebes in nichtjüdischen Besitz, zur Liquidation jüdischer Gewerbebetriebe oder in besonderen Fällen zur Sicherstellung des Bedarfs erforderlich sind.”
“Verordening voor de eliminatie van Joden uit het Duitse economische leven.
Vanaf 12 november 1938.
Op basis van de Verordening tot uitvoering van het Vierjarenplan van 18 oktober 1936 (Reichsgesetzbl. 887) wordt het volgende voorgeschreven:
§ 1
(1) Joden (§ 5 van de Eerste Verordening betreffende de Rijksburgerschapswet van 14 november 1935 – Reichsgesetzbl. 1333), is vanaf 1 januari 1939 de exploitatie van detailhandelszaken, postorderwinkels of bestelkantoren evenals de zelfstandige exploitatie van een vaartuig verboden.
(2) Bovendien is het hun met ingang van dezelfde dag verboden om goederen of commerciële diensten aan te bieden, te adverteren of bestellingen te accepteren op markten van alle soorten, op beurzen of op tentoonstellingen.
(3) Joodse handelsondernemingen (Derde Verordening bij de Rijksburgerschapswet van 14 juni 1938 – Reichsgesetzbl. 627) die in strijd met dit verbod worden uitgevoerd, moeten door de politie worden gesloten.
§ 2
(1) Vanaf 1 januari 1939 mag een Jood geen bedrijfsleider meer zijn in de zin van de Wet op de Orde van de Nationale Arbeid van 20 januari 1934 (Reichsgesetzbl. 45).
(2) Als een Jood werkt als een senior werknemer in een commerciële onderneming, kan hij worden ontslagen met een opzegtermijn van zes weken. Na het verstrijken van de opzegtermijn vervallen alle vorderingen van de dienstverlener die voortvloeien uit de beëindigde overeenkomst, in het bijzonder ook aanspraken op pensioenen en ontslagvergoedingen.
§ 3
(1) Een Jood kan geen lid zijn van een coöperatie.
(2) Joodse leden van coöperaties verlaten het bedrijf op 31 december 1938. Een formele beëindiging is niet vereist.
§ 4
De Rijksminister van Economische Zaken zal gemachtigd zijn om, in overeenstemming met de betrokken Rijksministers, de uitvoeringsbepalingen uit te vaardigen die nodig zijn voor deze verordening. Het kan uitzonderingen toestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor de overdracht van een Joodse zakelijke onderneming in niet-Joods eigendom, voor de liquidatie van Joodse bedrijven of, in speciale gevallen, om de levering van benodigdheden te waarborgen.”
1939
10) Hitler, toespraak Berlijn, 30 januari 1939
Dat Hitler de gehele Joodse gemeenschap verantwoordelijk hield voor de Duitse tegenslagen blijkt al direct uit onderstaande citaat van enkele maanden na de Kristallnacht. Op dit moment is de tweede wereldoorlog nog niet uitgebroken (de Britse en Franse oorlogsverklaringen vonden 7 maanden later plaats, op 3 september) en anderhalve maand later zou Hitler het Verdrag van München schenden en heel Tsjecho-Slowakije bezetten. Op 1 september zou hij Polen binnenvallen, wetend dat er sinds 25 augustus sprake was van een alliantie tussen Polen en Groot-Brittannië (de zogenaamde 'Agreement of Mutual Assistance between the United Kingdom and Poland', ook wel de 'Anglo-Polish Alliance' genoemd). Hitler had een inschattingsfout gemaakt door te denken dat die alliantie enkel ter afschrikking was bedoeld en de Britten, net als tijdens de invasie van Tsjecho-Slowakije, geen poot uit zouden steken.
“Ich will heute wieder ein Prophet sein: Wenn es dem internationalen Finanzjudentum in und außerhalb Europas gelingen sollte, die Völker noch einmal in einen Weltkrieg zu stürzen, dann wird das Ergebnis nicht die Bolschewisierung der Erde und damit der Sieg des Judentums sein, sondern die Vernichtung der jüdischen Rasse in Europa!
Die Völker wollen nicht mehr auf den Schlachtfeldern sterben, damit diese wurzellose internationale Rasse an den Geschäften des Krieges verdient und ihre alttestamentarische Rachsucht befriedigt. Über der jüdischen Parole: Proletarier aller Länder vereinigt euch wird eine höhere Erkenntnis siegen, nämlich: Schaffende Angehörige aller Nationen erkennt euren gemeinsamen Feind.”
“Vandaag wil ik wederom een profeet zijn. Wanneer het internationale Jodendom in Europa en erbuiten er opnieuw in slaagt de volkeren in een wereldoorlog te storten, dan zal het gevolg niet de bolsjewisering van de wereld en een zege voor het Jodendom zijn maar de vernietiging van het Joodse ras in Europa!
De volkeren willen niet langer op het slachtveld sterven opdat dit wortelloze, internationale ras van de oorlogshandel kan profiteren en zijn oudtestamentische wraakzucht kan bevredigen. Boven de Joodse slogan 'Proletariërs aller landen verenigt u' zal een hoger besef zegevieren, namelijk 'Productieve lieden aller naties, erken jullie gemeenschappelijke vijand!'”
Waren er in het buitenland invloedrijke Joden en Joodse organisaties die voorstander waren van een oorlog tegen Duitsland? Natuurlijk! De Kristallnacht en de vele andere manieren waarop de nationaalsocialisten de Joden mishandelden, had veel kwaad bloed gezet, ook onder veel niet-Joden. Het is echter een absurde claim dat de Joden de Tweede Wereldoorlog zouden hebben veroorzaakt. Het uitbreken van die oorlog was bovenal het gevolg geweest van Hitlers eigen economische keuzes (autarkie, wat het veroveren van olievelden en mijnen noodzakelijk maakte), zijn geopolitieke visie (‘Lebensraum im Osten’) en militaire zetten (annexatie van Tjechoslowakije en invasie van Polen).
11) Heydrich, instructies Einsatzgruppen, 21 september 1939
Onderstaande tekst, geschreven door Reinhard Heydrich, Reichsprotektor van Protectoraat Bohemen en Moravië, is van 20 dagen na de bezetting van westelijk Polen, vanaf dit moment het Generaal-gouvernement genoemd. Deze bezetting bracht de Duitsers nieuw grondgebied en toegang tot heel veel nieuwe Joden: in Duitsland woonden er circa 600.000 maar in het Generaal-gouvernement meer dan 1.2 miljoen. In Polen als geheel woonden er zelfs 3,3 miljoen.
In dit document wordt het verplaatsen en bijeenbrengen (concentreren) van Duitse en Poolse Joden besproken, waarbij wordt opgemerkt dat bepaalde activiteiten vanaf dit punt niet meer in detail besproken kunnen worden. Er wordt ook gesproken van een 'einddoel', dat blijkbaar verschilt van deze voorbereidende verplaatsing en concentratie van de Joden. Is dat einddoel het opzetten van werkkampen, deportatie naar Siberië of systematische uitroeiing door middel van gaskamers? Dat is hier nog niet duidelijk.
“Ich nehme Bezug auf die heute in Berlin stattgefundene Besprechung und weise noch einmal darauf hin, dass die geplanten Gesamtmaßnahmen (also das Endziel) streng geheim zu halten sind.
Es ist zu unterscheiden zwischen
(1) dem Endziel (welches längere Fristen beansprucht) und
(2) den Abschnitten der Erfüllung dieses Endzieles, (welche kurzfristig durchgeführt werden.)
Die geplanten Maßnahmen erfordern gründlichste Vorbereitung sowohl in technischer, als auch in wirtschaftlicher Hinsicht.
Es ist offensichtlich, dass die vor uns liegenden Aufgaben von hier aus nicht detailliert festgelegt werden können. Die folgenden Anweisungen und Richtlinien dienen gleichzeitig dazu, die Chefs der Einsatzgruppen zu drängen, die Angelegenheit in die Praxis umzusetzen.
I
Die erste Voraussetzung für das Endziel ist vorerst die Konzentration der Juden vom Land in die größeren Städte. Dies ist mit aller Geschwindigkeit durchzuführen.
Dabei ist zu unterscheiden
1) zwischen den Gebieten Danzig und Westpreußen, Posen, Ostoberschlesien und
2) den übrigen besetzten Gebieten.
Das in Punkt 1 genannte Gebiet ist nach Möglichkeit von Juden zu räumen; Zumindest sollte das Ziel darin bestehen, nur wenige Konzentrationsstädte zu etablieren.
In den unter Punkt 2 genannten Bereichen sind möglichst wenige Konzentrationspunkte einzurichten, um spätere Maßnahmen zu erleichtern. In diesem Zusammenhang ist zu berücksichtigen, dass nur Städte als Konzentrationspunkte zu bezeichnen sind, die Eisenbahnknotenpunkte sind oder zumindest entlang von Eisenbahnlinien liegen.
Grundsätzlich sollen jüdische Gemeinden mit weniger als 500 Personen aufgelöst und in die nächstgelegene Konzentrationsstadt verlegt werden. [...]
Es ist dafür Sorge zu tragen, dass die wirtschaftliche Ausnutzung des besetzten Gebietes durch die Maßnahmen nicht beeinträchtigt wird.”
“Ik verwijs naar de vergadering die vandaag in Berlijn heeft plaatsgevonden en benadruk nogmaals dat de geplande algemene maatregelen (d.w.z. het einddoel) strikt geheim moeten worden gehouden.
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen
(1) het einddoel (dat een langere termijn planning vereist) en
(2) de fasen die nodig zijn om dit doel te bereiken (die op korte termijn zullen worden uitgevoerd).
De geplande maatregelen vereisen grondige voorbereiding vanuit zowel technisch als economisch perspectief.
Het spreekt voor zich dat de taken die voor ons liggen vanaf dit punt niet in detail kunnen worden gespecificeerd. De volgende instructies en richtlijnen dienen tevens om de leiders van de Einsatzgruppen aan te sporen de maatregelen ten uitvoer te brengen.
I
De eerste voorlopige maatregel ten behoeve van het einddoel is dat alle Joden worden geconcentreerd in de grotere steden. Dit moet met spoed gebeuren.
Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen
1) de gebieden Danzig en West-Pruisen, Posen, Oost-Opper-Silezië en
2) de overige bezette gebieden.
Het in punt 1 genoemde gebied wordt zoveel mogelijk vrijgemaakt van Joden. Het doel zou op zijn minst moeten zijn om een beperkt aantal concentratiesteden te vestigen.
In de onder punt 2 genoemde gebieden moet een zo laag mogelijk aantal concentratiepunten worden ingericht om vervolgmaatregelen te vergemakkelijken. Hierbij moet worden opgemerkt dat alleen steden als concentratiepunt kunnen worden aangewezen die spoorwegknooppunten zijn of in ieder geval langs spoorlijnen liggen.
Gemeenschappen met minder dan 500 Joodse inwoners worden ontbonden en verplaatst naar de dichtstbijzijnde concentratiestad. [...]
Er moet worden gezorgd dat de economische exploitatie van het bezette gebied door deze maatregelen niet wordt geschaad.”
1940
12) Himmler, essay over het Oosten, 15 mei 1940
Dit is een veelzeggend fragment uit Himmlers essay getiteld Einige Gedanken über die Behandlung der Fremdvölkischen im Osten' (enkele gedachten over de behandeling van vreemdelingen in het Oosten) waarvan vaak alleen de laatste paar regels geciteerd worden:
"Schon in ganz wenigen Jahren — ich stelle mir vor, in 4 bis 5 Jahren — muß beispielsweise der Begriff der Kaschuben unbekannt sein, da es dann ein kaschubisches Volk nicht mehr gibt (das trifft besonders auch für die Westpreußen zu). Den Begriff Juden hoffe ich, durch die Möglichkeit einer großen Auswanderung sämtlicher Juden nach Afrika oder sonst in eine Kolonie völlig auslöschen zu sehen. Es muß in einer etwas längeren Zeit auch möglich sein, in unserem Gebiet die Volksbegriffe der Ukrainer, Goralen und Lemken verschwinden zu lassen. Dasselbe, was für diese Splittervölker gesagt ist, gilt in dem entsprechend größeren Rahmen für die Polen.
Eine grundsätzliche Frage bei der Lösung aller dieser Probleme ist die Schulfrage und damit die Frage der Sichtung und Siebung der Jugend. Für die nichtdeutsche Bevölkerung des Ostens darf es keine höhere Schule geben als die vierklassige Volksschule. Das Ziel dieser Volksschule hat lediglich zu sein:
Einfaches Rechnen bis höchstens 500, Schreiben des Namens, eine Lehre, daß es ein göttliches Gebot ist, den Deutschen gehorsam zu sein und ehrlich, fleißig und brav zu sein. Lesen halte ich nicht für erforderlich.
Außer dieser Schule darf es im Osten überhaupt keine Schulen geben. Eltern, die ihren Kindern von vorneherein eine bessere Schulbildung sowohl in der Volksschule als später auch an einer höheren Schule vermitteln wollen, müssen dazu einen Antrag bei den Höheren SS- und Polizeiführern stellen. Der Antrag wird in erster Linie danach entschieden, ob das Kind rassisch tadellos und unseren Bedingungen entsprechend ist. Erkennen wir ein solches Kind als unser Blut an, so wird den Eltern eröffnet, daß das Kind auf eine Schule nach Deutschland kommt und für Dauer in Deutschland bleibt.
So grausam und tragisch jeder einzelne Fall sein mag, so ist diese Methode, wenn man die bolschewistische Methode der physischen Ausrottung eines Volkes aus innerer Überzeugung als ungermanisch und unmöglich ablehnt, doch die mildeste und beste."
“Over slechts een paar jaar — ik veronderstel zo'n 4 tot 5 jaar — moet bijvoorbeeld de term Kasjoebiërs onbekend zijn, aangezien er dan geen Kasjoebisch volk meer zal zijn (dit geldt met name voor West-Pruisen). Ik hoop dat het concept van Jood volledig wordt weggevaagd door de mogelijkheid van een grootschalige emigratie van alle Joden naar Afrika of een andere kolonie. Over wat langere tijd moet het ook mogelijk zijn om de volksbegrippen van Oekraïeners, Goralen en Lemken in onze streek te laten verdwijnen. En wat over deze splinternaties gezegd is, geldt op grotere schaal voor de Polen.
Een fundamentele vraag bij het oplossen van al deze problemen is het schoolvraagstuk en daarmee het vraagstuk van het waarnemen en screenen van de jeugd. Voor de niet-Duitse bevolking van het Oosten mag er geen hogere school zijn dan de vierjarige basisschool. De leerdoelen van deze basisschool zijn uitsluitend:
Eenvoudig rekenen tot maximaal 500, het schrijven van de eigen naam, en een vak waarin onderwezen wordt dat het een goddelijke opdracht is om gehoorzaam te zijn aan de Duitsers en om eerlijk, hardwerkend en goedgemanierd te zijn. Lezen lijkt me niet nodig.
Afgezien van deze school mogen er in het Oosten in het geheel geen scholen zijn. Ouders die hun kinderen van meet af aan beter onderwijs willen geven, zowel op de basisschool als later op een hogere school, moeten daarvoor een aanvraag indienen bij de Hogere SS- en Politiechefs. Bij het behandelen van de aanvraag wordt in de eerste plaats gekeken of het kind raciaal gezond is en aan onze overige voorwaarden voldoet. Als we zo'n kind herkennen als van ons eigen bloed, dan informeren we de ouders dat het kind naar een school in Duitsland gaat en voor langere tijd in Duitsland zal blijven. Hoe wreed en tragisch elk afzonderlijk geval ook mag zijn, als men uit innerlijke overtuiging de bolsjewistische methode van fysieke uitroeiing van een volk verwerpt als on-Germaans en onmogelijk, dan is deze methode de mildste en beste."
Holocaustontkenner Wilhelm Stäglich citeerde in zijn Der Auschwitz Mythos (1979) slechts enkele zinnen uit dit document:
“Den Begriff Juden hoffe ich, durch die Möglichkeit einer großen Auswanderung sämtlicher Juden nach Afrika oder sonst in eine Kolonie völlig auslöschen zu sehen.” Übrigens lehnt Himmler in demselben Dokument bezeichnenderweise den Gedanken “der physischen Ausrottung eines Volkes aus innerer Überzeugung als ungermanisch und unmöglich” ausdrücklich ab. Hitler soll diese Denkschrift für “sehr gut und richtig” befunden haben.”
Vergelijk zijn selectieve citaten met het origineel. Zie hoe hij “wenn” (als!) weglaat in de uitspraak “wenn man die bolschewistische Methode der physischen Ausrottung eines Volkes aus innerer Überzeugung als ungermanisch und unmöglich ablehnt” zodat hij kan claimen dat het Himmlers eigen positie was, dat Himmler “het idee uitdrukkelijk verwerpt”, en dat Hitler het artikel mede daarom “zeer goed en correct” had genoemd.