De Holocaust in de woorden van de Nazi's zelf

English translations and more information here.

Alle Duitse bronteksten en Nederlandse vertalingen vind je hier.

BESTELLEN

Voorwoord

Holocaustontkenners geloven dat Hitler de Joden enkel wilde deporteren, bijvoorbeeld naar Brits Mandaat­gebied Palestina, naar Madagaskar of ergens voorbij het Oeral­gebergte, en dat de concentratiekampen enkel werden gebruikt voor dwangarbeid en verdere deportatie naar het Oosten. Wanneer Hitler, Goebbels en anderen het hadden over het uitroeien of vernietigen van het Joodse ras in Europa, dan doelden ze op deze grootschalige deportatie. Dus ja, zo stelt men, de Joden werden inderdaad vervolgd maar niet vergast en niet stelselmatig uitgemoord.


Hoewel er een kern van waarheid zit in dat narratief, aan­gezien de nationaalsocialisten vóór de oorlog inderdaad met dat soort plannen aan de slag waren gegaan, klopt het niet dat dit ook na het uitbreken van de oorlog nog als een realis­tische “oplossing voor het Jodenvraagstuk” werd gezien. Vooral na de oorlogs­verklaringen van Engeland en Frankrijk in 1939, waardoor het Midden-Oosten en Afrika niet langer bereikbaar waren, en na het vastlopen van Operatie Barba­rossa in de winter van 1941, waardoor er geen vooruitzicht meer was op een doorgang naar Siberië. Bovendien wilde Hitler – vanwege het nationaal­socialis­tische ideaal van autarkie (eco­nomische onaf­han­ke­lijkheid) en geloof in de mythe van een krimpende markt – geen handel drijven met niet-geïndustrialiseerde gebieden, waardoor een tekort aan olie en voedsel ontstond. Hitlers oplossing voor dat probleem was oorlog met de Sovjet-Unie geweest, om zo de graan­velden van de Oekraïne en de olievelden van de Kaukasus in handen te krijgen, en bovendien heel veel Lebensraum (‘leefruimte’) voor het Duitse volk, maar dat mislukte.

 

Zodoende kreeg Duitsland te maken met een ernstig tekort aan grond­stoffen en voedsel. De nazi’s waren de hongerige magen van al die Joodse gevangenen daarom liever kwijt dan rijk (“De Joden zijn voor ons ook buitengewoon schadelijke vreters”, aldus Hans Frank op 16 december 1941). En dus werden de in de kampen arriverende Joden geselec­teerd op basis van hun nut als dwangarbeider. Wie nog nut had, bleef in leven, terwijl de rest werd vergast en gecremeerd, zoals Goebbels op 27 maart 1942 duidelijk laat doorschemeren in zijn dagboek: “De Joden worden nu vanuit het Generaal-gouvernement [bezet Polen] naar het Oosten gedeporteerd, te beginnen bij Lublin. Hier wordt een vrij barbaars en niet nader te omschrijven proces toegepast, en van de Joden zelf blijft niet veel over. In het algemeen kan men stellen dat 60% van hen moet worden geliquideerd, terwijl slechts 40% aan het werk kan worden gezet. De voormalige gouwleider van Wenen, die deze actie uitvoert, doet dat met grote behoedzaamheid en met een procedure die niet te veel opvalt. De Joden krijgen een straf­oordeel uitgemeten dat barbaars is maar dat ze volledig verdienen. De profetie die de Führer aan hen gaf over het uitbreken van een nieuwe wereldoorlog begint op de meest verschrik­kelijke manier uit te komen. Je moet je in deze dingen niet laten leiden door senti­mentaliteit.”

 

Merk op hoe Goebbels het proces goedpraat. Hij ziet het net als andere nazi-woordvoerders als een rechtmatige straf die de Joden meer dan verdiend hebben.


Hitler zag de vergassingen zelfs als humaan, zoals blijkt uit zijn testament: “Bovendien heb ik er niemand over in het onge­wisse gelaten dat als er weer miljoenen Arische Europe­anen verhongeren, miljoenen volwassen mannen sneuvelen en hon­derdduizenden vrouwen en kin­deren in de steden worden verbrand en gebom­bardeerd, dat deze keer ook de feitelijke dader zal boeten voor zijn schuld, zij het door meer humane middelen.”

 

Er is ook wel een begrijpelijke reden voor Hitlers mening dat het een “humaner middel” was, omdat de methodiek was voortgekomen uit een eerder euthanasieprogramma. Omdat de Joden bovendien niet wisten dat ze op het punt stonden om te worden vermoord, bleef het lijden relatief beperkt. Ik schrijf “relatief” omdat het feitelijk natuurlijk helemaal niet humaan was. Het was een afschuwelijke dood na jaren van afschuwe­lijke vervolging.


Zoals duidelijk wordt uit de citaten in dit boek heeft de Holocaust wel degelijk plaatsgevonden en was het einddoel van de uitvoerders ervan om de Joden volledig uit te roeien. Niet alleen in Europa maar wereldwijd, en niet alleen de gelovigen, communisten en superrijken maar iedereen met Joodse genen.


De complottheorie die aan Holocaustontkenning verbonden is, bestaat uit een aantal onderdelen. Afhankelijk van welke groe­pering de Holocaust ontkent (bijvoorbeeld neonazi’s, antizionisten etc.) worden bepaalde onderdelen meer of juist minder benadrukt.


Voor de neonazi’s is het complot bovenal een laster­campagne van de Joden en de geallieerde landen om de onschuldige Duitsers te demoniseren. Ten behoeve van die laster­campagne zouden er allerlei documenten zijn vervalst. Voor de antizionisten was het bovenal een complot om sympathie te vergaren teneinde de Israëlische staat te kunnen vestigen, en deze met behulp van herstelbetalingen (uit Duitsland) en rechtszaken (in Zwitserland) op te bouwen en verrijken. Tenslotte is er ook nog de theorie dat de geallieer­den de Holocaust hebben verzonnen of over­dreven om hun eigen oorlogs­misdaden te verdoezelen. Volgens veel Holo­caust­ontkenners was Hitler vreedzaam en waren juist de Britten, de Fransen, de Polen en de Joden uit op oorlog. Deze complot­theorieën zullen in dit boek nog enkele keren ter sprake komen.


Een ander belangrijk aspect van Holocaustontkenning draait om het aantal slachtoffers, in het bijzonder het aantal vermoorde Joden. Dat zouden er volgens de ontkenners niet 6 miljoen zijn geweest maar slechts een paar honderdduizend. Bovendien waren de doden niet het gevolg van vergassing maar van ziekten als tyfus, dat in de kampen werd overgedragen door luizen, en ondervoeding, omdat de ‘werkkampen’ als gevolg van de Britse bombarde­menten niet adequaat bevoorraad konden worden.


Je kunt Holocaustontkenning op allerlei verschillende plek­ken tegenkomen. Uiteraard onder neonazi’s, voor wie het een fun­damenteel aspect van hun ideologie en strategie is gewor­den, onder rechtse jongeren, maar ook juist in linkse kringen, in de context van hun kritiek op hoe Israël omgaat met de Arabieren in de regio. Verder kun je het nog tegen­komen onder mensen die zichzelf vrijdenkers noemen, onder complotdenkers, in spirituele en esoterische kringen, en onder mensen die om wat voor reden dan ook, bijvoorbeeld gerelateerd aan het kolonia­lisme, een negatieve mening hebben over de Britten en hen er daarom van verdenken bij het anti-Duitse complot betrokken te zijn.


De Holocaust wordt door ontkenners een hoax beschouwd (bedrog) en zodoende ook wel de Holohoax genoemd. Ze stellen bovendien dat het ‘geloof’ in de Holocaust een nieuwe religie is geworden, mede vanwege de vele plechtige herden­kingen, en noemen het daarom Holocaustianity. In dit boek zal ik aantonen dat niet het officiële, academische Holocaust-narratief maar juist Holocaustontkenning door­spekt is van bedrog en religieus fanatisme.

 

De oorsprong van Holocaustontkenning

Hoewel er al in 1948 een Franstalig boek over was ge­publiceerd (Nuremberg ou la Terre promise, door Maurice Bardèche), en er ook in de jaren zestig een aantal boeken over waren geschreven, begon Holocaustontkenning pas een grote aanhang te krijgen vanaf midden jaren zeventig, dus 30 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog.


In 1978 werd het Institute for Historical Review (IHR) opgericht, een organisatie die nog steeds bestaat en tot 2002 de Journal of Historical Review publiceerde.


Er zijn twee belangrijke redenen waarom Holocaust­ont­kenning in de jaren tachtig relatief moeilijk te weerleggen was. Ten eerste bevonden meerdere van de concen­tratie­kampen, waar­onder het Auschwitz complex, zich in de Sovjet-Unie, waardoor ze na de oorlog vrijwel ontoegan­kelijk bleven voor westerse bezoekers en onderzoekers. Ten tweede waren de dagboeken van Joseph Goebbels en Heinrich Himmler, en een aantal andere belang­rijke documenten, nog niet in hun huidige vorm beschikbaar.


De toenemende etnische spanningen in de jaren zeventig en tachtig waren bovendien een rijke voedingsbodem voor neonazisme, antisemitisme en/of antizionisme, in zowel de westerse als de Arabische wereld, en daarmee ook een rijke voedingsbodem voor Holocaust­ontkenning.

 

Waarom dit boek?

Ik ben zelf enkele jaren een Holocaustontkenner geweest en het waren bovenal de citaten uit het dagboek van Joseph Goebbels die mij hebben overtuigd dat de Holocaust wel degelijk heeft plaatsgevonden zoals deze in geschiedenis­boeken wordt be­schreven. Na het lezen van die citaten viel mijn foutieve wereldbeeld als een kaartenhuis in elkaar. Het leek mij daarom een goed idee om deze citaten, samen met een aantal andere belangrijke documenten, in een hand­zaam formaat voor Nederlandse lezers beschikbaar te maken.


Het idee voor dit boek had ik al in 2019, direct na het lezen van de citaten en het voeren van enkele (zinloze) discussies. Maar ik besloot er pas werk van te maken toen er begin 2023 meerdere nieuwsartikelen werden gepubliceerd over het hoge aantal Holocaustontkenners in Nederland en de pro­blemen die leer­krachten ervaren bij het lesgeven over dit onderwerp. [In juli 2023 is Holocaustontkenning verboden geworden.] Ik denk dat dit boek door de focus op bron­teksten een nuttige aanvulling kan zijn op de Neder­landse boeken, websites en andere onderwijs­materialen die al wor­den gebruikt.


Mijn ervaring met Holocaustonderwijs is dat het veelal emotioneel wordt benaderd. Bijvoorbeeld door een kamp te bezoeken (vaak Westerbork of Auschwitz), Holocaust­over­leven­den in de klas uit te nodigen, oorlogsboeken te lezen of klassikaal een speelfilm als Schindler’s List te bekijken. Hoewel zo'n emotionele confrontatie met de Holo­caust zeker goed kan zijn voor de algemene ontwikkeling, is het niet het juiste startpunt als er reeds Holocaustontkenners in de klas zitten, en het bereidt de leerlingen ook niet voor op de Holocaustontkenning waar ze later mee in aanraking kun­nen komen.

 

Het bezoeken van een kampmuseum zou een uitstekende afsluiter van Holocaustonderwijs kunnen zijn. Maar willen we via het onderwijs een einde maken aan Holocaust­ontken­ning, dan zou de leerkracht de materie eigenlijk moeten behandelen alsof de hele klas uit actieve holocaust­ont­kenners bestond. Het onderwerp moet dan inhoudelijk behandeld worden, met bewijsmateriaal en een over­tui­gende argumentatie. Als onderdeel van zulk onderwijs kunnen de teksten in dit boek – of tenminste een aantal ervan – klassikaal worden doorgelezen. Wat hebben de leiders van het nazisme zélf over de Holocaust gezegd? Welke sporen zijn ze vergeten te wissen? Wat stond er in hun geheime brieven? Wat werd er naar de betrokken SS officieren gecommuniceerd? En wat zijn de implicaties van al dat schriftelijke bewijs­materiaal voor Holocaustontkenning?


Achterin dit boek staan Engelse vertalingen, zodat de bron­teksten ook besproken kunnen worden met bijvoorbeeld immigranten en internationale studenten.

 

Belangrijke woorden

Hoewel de meeste volwassen Nederlanders, en vooral mensen die in dit onderwerp geïnteresseerd zijn, weinig moeite hebben met het lezen van Duitse teksten, is het nodig om met welover­wogen vertaalkeuzes duidelijk te maken wat de sprekers precies bedoelden. Holocaustontkenners hebben hun eigen, vergezochte interpretaties van bepaalde woorden, zoals die in het onder­staande rijtje.

 

Ausrottung & Vernichtung

De meest algemene en voor de hand liggende vertalingen van deze en gerelateerde woorden zijn als volgt:

 

Ausrottung – uitroeiing, ontworteling, verdelging

Vernichtung – vernietiging

Liquidierung – liquidatie

Ausmerzung – uitroeiing

Auslöschung – vernietiging

Ausschaltung – uitschakeling, vernietiging, uitroeiing

 

Volgens Holocaustontkenners wordt met al deze termen deportatie of verbanning bedoeld. Maar geen enkel woorden­boek noemt dat als een acceptabele vertaling.

 

In de twee boeken die Hitler schreef, gebruikt hij het woord Vernichtung vaak in figuurlijke zin, bijvoorbeeld om de val of de teloorgang van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, het marxisme of de Duitse cultuur mee aan te duiden. Bij “vernietiging van de Joden in Europa” zou Hitler het theo­retisch kunnen hebben over het verslaan van de Joodse macht (bankiers, journalisten etc.) en de deportatie van alle Joden naar een land of regio buiten Europa, bijvoorbeeld Palestina, Siberië of Madagaskar. Dat is dan ook de interpretatie waar Holocaust­ontkenners de voorkeur aan geven. Dit druist echter in tegen de talloze andere uit­spraken van Hitler, waarin Joden als een gevaar voor de gehele mensheid worden afgeschilderd, waar ze zich ook bevinden.

 

Het woord Ausrottung gebruikt Hitler vrijwel altijd om iets bloedigs mee aan te duiden, zoals bijvoorbeeld de groot­schalige executie van de Russische intelligentsia door de Communistische Partij. Hoewel ausrotten ook ontwortelen bete­kent, wordt daar niet 'voorzichtig de wortels uitgraven en dan verplanten' mee bedoeld, en dus ook niet het deporteren van mensen. Ont­wortelen duidt op het wortelvrij maken van een akker. Zowel uitroeien als ausrotten is etymologisch gerela­teerd aan Middel­hoogduits roden of roten, dat rooien of leegmaken betekent. Wanneer de nationaalsocialisten het over het uitroeien van de Joden hadden, dan bedoelden zij daarmee dat ze Duitsland, Europa en uiteindelijk de wereld Jodenvrij wilden maken.

 

Om die reden heb ik bij de vertaling van alle citaten de meest algemene vertaling van deze woorden aangehouden.

 

Naast de bovengenoemde woorden, die in het openbaar werden gebruikt, maakte een kleine groep nazi kopstukken gebruik van geheimtaal om discreet naar de vergassingen te verwijzen. Woorden als Evakuierung (evacuatie of depor­tatie), Desinfektion (ontsmetting) en Sonder­behand­lung (speciale be­handeling). Ook voor deze termen gebruik ik de meest gangbare en vanzelfsprekende vertalingen.

Jodendom en antisemitism

Woorden als Jood en Jodendom heb ik geschreven met een hoofdletter, aangezien de nationaalsocialisten hen niet zagen als een religieuze gemeenschap (er waren immers vele atheïs­tische Joden) maar als een natie, een volk, en dat ook de betekenis is wanneer we het over antisemitisme hebben. Een Jood is dus niet zoiets als een christen of een moslim (geschreven met een kleine let­ter), maar meer zoiets als een Griek of Turk. Het Jodendom, 'het internationale Jodendom' of ‘het Wereldjodendom’ heeft in deze context ook geen betrekking op het religieuze en culturele Jodendom maar op de vermeende machtsstructuur van samen­zwerende Joodse families, waar in de ogen van de nazi’s alle Joden bij be­trokken zouden zijn.


Het woord antisemitisme stamt uit de tijd dat de Joden het enige volk in Centraal-Europa waren die een Semitische taal spraken: Hebreeuws en het daardoor beïnvloede Jiddisch. De moslims waar het vroegmoderne Europa mee te maken had, uit het Ottomaanse Rijk, spraken in het algemeen geen Ara­bisch maar Turks of Perzisch. Het woord anti­semitisch betekent zodoende anti-Joods. Ook Arabisch sprekende per­so­nen kunnen antisemitisch zijn.


Er zijn verschillende varianten en gradaties van anti­semitisme, en het heeft zich onder allerlei verschillende volke­ren voorge­daan.
Godsdienst en tradities brengen mensen samen, geven hen een gemeenschappelijke identiteit, wat heel nuttig kan zijn als men een eigen land heeft maar integratie in de weg staat wanneer men als etnische minderheid onder andere volke­ren leeft.


Joden hebben bijna 2.000 jaar als diaspora geleefd, d.w.z. als ‘uitgestrooide’ groep mensen, eerst vooral in Griekenland en Italië en daarna vooral in Oost-Europa. Via Noord-Afrika en Andalusië (hedendaags Spanje en Portugal) zijn er ook veel Joden in landen als Frankrijk en Nederland terecht gekomen (het gezin van Baruch Spinoza bijvoorbeeld), en weer een ander deel is juist in de richting van Iran en India getrokken.


Judaïsme is niet enkel een geloofsovertuiging maar bestaat ook uit een reeks wetten, waaronder voorschriften met betrek­king tot voeding en huwelijk, die omgang met niet-Joden beperken of zelfs ontmoedigen.


Er zijn altijd individuele Joden geweest die wilden integre­ren in de heersende cultuur en dus in alle opzichten een Helleen wilden worden, of een Romein, of een Duitser. Onze Spinoza, bevriend met Huygens en Leibniz, is daar een goed voorbeeld van. Maar op collectief niveau heeft de Joodse gemeenschap zich daar lange tijd tegen verzet. Ook wat dat betreft is het levensverhaal van Spinoza, over wie een heuse banvloek werd uitgesproken, een goed voorbeeld. Er is beslist tegen de Joodse gemeenschap gediscrimineerd, bij­voorbeeld door de katho­lieke kerk, maar als we heel eerlijk zijn dan moet worden toegegeven dat, op collectief niveau tenminste, de discrimi­natie van twee kanten kwam. Het judaïsme draait om ‘wij’ – Gods verkozen volk en degenen die Gods wetten volgen – en ‘zij’ – de goyim (niet-Joden).


Een probleem met wij-zij denken is dat het achterdocht naar én van de ander in de hand werkt. Het staat wederzijds vertrou­wen in de weg en werkt zodoende wederzijdse dis­crimi­natie in de hand.


Voor de verlichtingsdenkers en de latere revolutionairen is het altijd een lastige kwestie geweest: aan de ene kant waren ze tegen discriminatie op basis van afkomst en dus tegen anti­semitisme, maar aan de andere kant waren ze óók tegen het op afkomst gebaseerde judaïsme, een etnische religie van lang voor de Verlichting.


Dit etnische spanningsveld, aangewakkerd door de etno-nationalistische wind die midden 19e eeuw door Europa be­gon te waaien, met in Duitsland rond de eeuwwisseling ook nog eens de vestiging van 79.000 Joods-Russische vluchte­lingen, en miljoenen ultra-orthodoxen op doorreis, leidde uiteindelijk tot de Holocaust.

Ras

Het Duitse woord Rasse is uiteraard gewoon vertaald als ras, maar zou in moderne terminologie kunnen worden vertaald als etnische groep of cluster. Het was in die tijd niet ongebruikelijk om te spreken van bijvoorbeeld het Britse ras of het Franse ras. Zo’n ‘ras’ heeft bijvoorbeeld een gemeen­schappelijke taal, een gemeenschappelijke gods­dienst en een gedeelde cultuur­historie. De betekenis ligt zodoende ook dicht bij wat de nationaal­socialisten voor ogen hadden met het woord volk. Beslist niet het staatsburger­schap. Wie in Duitsland woont, maakt niet automatisch deel uit van het Duitse volk en is dus niet per se een ware Duitser, zo redeneerde men. De Joden, met hun Jiddisch als omgang­staal, met hun van de Duitsers afwijkende culturele geschiedenis (voor sommige deels die van Rusland en Polen) en met hun minderheidsbelangen (al dan niet nagestreefd via communistische revolutie), werden zodoen­de het Joodse ras genoemd.


Het ‘Arische ras’ was voor Hitler een overkoepelende term voor alle volkeren die hoogontwikkelde beschavingen had­den voortgebracht in het Indo-Europese taalgebied. Het woord is terug te voeren tot zeer oude Iraanse en Indiase woorden (ariya in het Oudperzisch en arya in het Sanskriet) die ‘nobel’, ‘vrij’ of ‘hooggeboren’ betekenen. Zoals de Semi­tische talen hun oor­sprong hebben in West-Afrika en het Midden-Oosten, zo hebben de ‘Arische’ talen (Hindi, Latijn, Grieks, Duits, Russisch etc.) hun gemeenschappelijke oor­sprong in het gebied rond de Pontisch-Kaspische Steppe ten noorden van het Kaukasusgebergte.


Hoewel de Russen een Arische taal spraken en veelal Zweedse voorouders hadden, beschouwden de nazi's hun ras ‘vervuild’ door de vele invasies van Mongoolse en Turkische volkeren. Alleen Scandinavisch/Germaans ogende Russen, Oekraïners en Polen werden volwaardige Ariërs beschouwd en als zodanig behandeld, mits ze geen aan­hanger waren van het marxisme.


Hitlers rassentheorie, zoals uiteengezet in het 11e hoofdstuk van Mein Kampf, was een combinatie van vroegwetenschappelijke en onwetenschappelijke ideeën. Het wetenschappelijke deel bestond uit de theorieën van Charles Darwin (1809-1882) en Francis Galton (1822-1911). Galton was zelf een Darwinist en zijn ideeën legden de basis voor de eugenetische programma's in Amerika en Duitsland. Eugenetica (letterlijk ‘goede oorsprong’) draaide om het verbeteren van rassen en samenlevingen door actief te beïnvloeden wie zich wel en wie zich niet mocht voort­planten, onder andere door sterilisatie, het financieel aanmoedigen van voortplanting onder mannen en vrouwen waarvan men de genen wenselijk acht (zoals gebeurde in het nazistische Lebensborn programma) en het deporteren of uitroeien van personen die het ras nadelig zouden kunnen beïnvloeden (zoals in de Holocaust).


Het volkomen onwetenschappelijke deel van Hitlers rassentheorie bestond uit ideeën die al jaren eerder waren uitgewerkt in de zogenaamde völkische Bewegung. Deze etno-nationalistische beweging was ontstaan aan het einde van de 19e eeuw en draaide aanvankelijk om de Duitse Romantiek en nostalgie voor het Heilige Roomse Rijk. Men droomde van een hereniging van alle Duitstalige gebieden binnen één Duits Rijk, en verzette zich tegen het rationalisme van de Verlichting. Men hield zich bezig met Germaanse mythologie, waaronder die van de Scandinavische Edda’s, en allerlei soorten heidense, gnostische, alchemistische en theosofische mystiek. Het was binnen deze beweging dat een nieuw soort antisemitisme ontstond, anders dan dat van de katholieke en protestantse kerk, namelijk een antisemitisme waarin de wereld werd gezien als het strijdtoneel van twee rassen: de duivelse Joden en de goddelijke Ariërs, waarvan één de ander zou vernietigen en zo vroeg of laat wereldheerschappij zou verwerven. Men geloofde dat de Joden het Arische ras probeerden te verzwakken door wél de Joodse vrouwen aan te moedigen om met niet-Joden kinderen voort te brengen maar niet de Joodse mannen, waardoor de mannelijke lijn puur en krachtig bleef terwijl het Arische ras steeds verder verzwakt raakte.


Van de verschillende auteurs in de völkische Bewegung heeft vooral de naar Duitsland geëmigreerde Brit Houston Stewart Chamberlain (1855–1927) enorm veel invloed gehad op Hitlers raciale en antisemitische denkbeelden. Het was Chamberlain die zich op een gegeven moment begon te verdiepen in het hindoeïsme en vervolgens de swastika oftewel het hakenkruis in de völkische Bewegung introdu­ceerde, zoals te zien is in het logo van de Thule Gesellschaft. Hoewel Chamberlain nooit rechtstreeks opriep tot het uitroeien van het Joodse ras, vormt zijn Die Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts uit 1899 daarvoor wel de belang­rijkste theoretische basis.


Joseph Goebbels, Heinrich Himmler, Rudolf Hess, Alfred Rosenberg, Hans Frank en vele andere nazi-kopstukken waren al voordat ze bij het nationaalsocialisme betrokken raakten actief binnen de völkische Bewegung.


Wanneer Hitler zich uitdrukte in christelijke terminologie, dan had hij het feitelijk over het völkische ‘Positives Christentum’, waarin Jezus een Ariër zou zijn geweest.

Marxisme, fascisme, nationaalsocialisme

Deze termen hebben alle drie betrekking op een vorm van socialisme en zouden daarom wat dat betreft als links kun­nen worden aangeduid.
Marxisme is internationaal socialisme, en bolsjewisme was de variant van het marxisme die in Rusland een succesvolle revo­lutie bewerkstelligende en zodoende de officiële ideologie van de Sovjet-Unie werd. Wanneer we het in de volksmond over ‘extreem-links’ hebben, dan hebben we het meestal over het marxisme of een moderne variant daarvan. De Joods-Duitse Marx was sterk beïnvloed door de Franse revolutie en de ver­schillende revoluties van de 19e eeuw, en door Duitse filo­sofen als Hegel en Feuerbach. Hoewel zijn grootvader een bekende rabbijn was geweest, waren zijn vader en hij geen praktiserende Joden. Zijn vader had zich tot het christendom bekeerd en was vooral geïnteresseerd in de Verlichting. Karl groeide zodoende op in een niet-Joodse omgeving en schreef uiteindelijk zelfs een zeer antisemitische tekst, Zur Judenfrage (1843). Wanneer Marx het in Das Kapital (1867) heeft over de kapitalisten en de bourgeoisie van zijn tijd (letterlijk ‘stedel­ingen’, vaak ver­taald als burgerij, waarmee figuurlijk de middenklasse en de financiële elite werd bedoeld), dan heeft hij het mede over de door hem gehate Joden die in zijn tijd een prominente rol speelden in de handel en het bankwezen. Dit antisemitisme van Marx verklaart ook waarom er ondanks de vele atheïs­tische en ook religieuze Joden die een prominente rol speelden in de Russische revolutie, toch Joden werden vervolgd, zoals tijdens de Grote Zuivering van Jozef Stalin in de jaren dertig. Niet alleen Marx maar talloze andere socialisten, filosofen en verlichtingsdenkers hebben anti­semitische uitspraken gedaan, doorgaans met betrekking tot de Joodse identiteit en vermeende mentaliteit, niet gericht op het Joodse ‘ras’.


Fascisme is nationaal socialisme in de ware zin van het woord; het nazisme is feitelijk raciaal of etnisch socialisme. Voor Benito Mussolini en de andere grondleggers van het fascisme speelde ras geen rol. De natie bestond uit alle Italia­nen, on­geacht hun afkomst. Zodoende waren er binnen het fascisme, in de beginjaren althans, vele Joden actief.


Musso­lini was van oorsprong een syndicalist. Het syndicalisme was een afsplitsing van het Franse socialisme. Ook het fascisme was dus links, maar omdat het fascisme pleitte voor een sterke leider, een rol die ‘il Duce’ Mussolini vervulde, wordt het rechtser beschouwd dan het op raden en comités gebaseerde commu­nisme (ook al trad Stalin later minstens even dictato­riaal op “om de revolutie te redden”).


Nationaalsocialisme was socialisme voor een specifiek ‘ras’, een ‘volk’. Privébezit en winst waren voorwaardelijk: onder­nemers en families hadden enige vrijheid, zeker verge­leken bij het Russische communisme, zolang het niet nadelig werd geacht voor het Duitse volk en de nationaal­socialistische staat.


Het ‘Führerprinzip’, oftewel het principe van een dicta­toriale leider, werd binnen het nationaalsocialisme ster­ker benadrukt dan binnen het fascisme (het nazisme wordt terecht wel eens Hitlerisme genoemd) en kan daarom de meest rechtse van de drie worden beschouwd. Vooral ook omdat we in Nederland de term 'extreem-rechts' zijn gaan gebruiken om racisme en discriminatie mee aan te duiden. Maar het nazisme was dus ook wel echt socialistisch en daarom links. Bovendien links in de Amerikaanse zin van het woord: het nazisme had een ‘Big State’ die zich tot in detail met de burgers bemoeide. ‘Positive Liberty’ (positieve vrijheid, de vrijheid om je maximaal te ontwikkelen en bij te dragen aan een collectief hoger doel) in plaats van ‘Negative Liberty’ (de vrijheid om volledig met rust te worden gelaten, zelfs als dat schadelijk is voor het individu en de maat­schappij).
Het antisemitisme van de nationaalsocialisten ging veel verder dan dat van de hierboven genoemde socialisten, filo­sofen en verlichtingsdenkers, omdat het uitging van een ‘ras’. De nazi’s geloofden niet dat iemand met Joodse voor­ouders écht in de Duitse of Europese cultuur kon integreren en een echte Duitser of Europeaan kon worden. Hun ‘oplossing voor het Joden­vraagstuk’ had dus geen betrek­king op het beëindigen van de godsdienst maar op het verwijderen van de Joden uit Duitsland en uit Europa. Om iets andere redenen sloeg dit om in een besluit om de Joden wereldwijd uit te roeien.


In de huidige tijd worden linkse partijen of individuen er soms van beticht antisemitisch te zijn omdat zij zich kritisch uiten over de Israëlische politiek met betrekking tot de Palestijnse Arabieren. Vergeleken bij de denkbeelden van de nazi's is dit nauwelijks antisemitisch te noemen. Het linkse activisme inzake de Gazastrook en andere delen van het Midden-Oosten is te vergelijken met hun ‘Free Tibet’ activisme, dat weliswaar tegen China is gericht maar niet op een racistische manier. Er zit geen antisemitische theorie over een ‘Joods ras’ achter en veel van dit soort activisten hebben Joodse vrienden en partijgenoten, of zijn zelf Joods. Wel komt ook in deze kringen Holocaust­ontkenning voor, omdat de Holocaust zou zijn verzonnen of overdreven om de Israëlische staat te legitimeren en financieren.


Zionisme heeft overigens een aantal raakvlakken met het nationaal­socialisme, wat niet zo gek is als je je bedenkt dat Theodor Herzl (1860 – 1904), een van de belangrijkste grond­leg­gers ervan, veel meer in de Duitse cultuur en literatuur geïnteresseerd was dan in het judaïsme, een geloof dat hij net als zijn ouders überhaupt niet praktiseerde. Net als Hitler, Marx en Mussolini was Herzl sterk beïnvloed door de Verlichting en de Romantiek. Waar de Verlichting het verstand had benadrukt, draaide de Romantiek juist om gevoel (‘Sturm und Drang’), en werd er cultureel inspiratie geput uit voorchristelijke tradities, sprookjes, saga’s en andere heidense bronnen. Herzl was in zijn jonge jaren zelfs actief geweest in een Duitse patriotten­beweging. Zijn eigen pad was er een van integratie maar hij besefte zich dat de Joden als collectief nooit volledig zouden kunnen integreren of worden geaccepteerd in Europa, en dat de oplossing voor het Joden­vraagstuk (een term die hij al in de 19e eeuw hanteerde) het uit de weg gaan en voorkomen van anti­semitisme was, door middel van de vestiging van een eigen staat, zoals door hem besproken in Der Judenstaat (1896). Na Herzls dood ont­stond er zelfs een expliciet socialis­tische tak van dit etnisch nationalisme, Labour Zionism, bekend van de kibboetsen: utopistische, collec­tieve landbouw­gemeen­schappen in wat tegen­woordig bekend staat als Israël.


De raakvlakken en gemeenschappelijke belangen van de zio­nisten en nationaalsocialisten verklaren waarom zij in de begin­jaren van Hitlers bewind relatief enthousiast samen heb­ben gewerkt om Duitse Joden met behoud van hun ver­mogen naar het toenmalige Palestina te helpen emigreren.
Tegenwoordig denken we bij nationalisme vooral aan rechts, maar toen de begrippen links en rechts in gebruik raakten, tijdens de Franse revolutie (1789 – 1799), was het vooral rechts dat vasthield aan internationale machts­structuren zoals die van de monarchie en de kerk. De golf van revoluties die in het voor­jaar van 1848 door Europa raasde, draaide in veel gebie­den voor een groot deel om etnische spanningen, zoals welke taal – bijvoorbeeld Duits, Tsjechisch of Hongaars – de officiële spreektaal zou worden. Pas veel later, met de opkomst van het marxisme, werd links juist anti-nationalistisch: de ‘natie’ van het marxisme was immers het internationale proletariaat: de arbeidersklasse en alle kame­raden van de revolutie. De nazi’s beschouwden zichzelf rechts ten opzichte van de commu­nisten.

Complottheorie

Complottheorieën zijn altijd een bonte mix van feiten – bijvoor­beeld op het gebied van geschiedenis, wetenschap of politiek – en misverstanden.
Zoals ik het woord in dit boek gebruik, is een belangrijk criterium de aan de samen­zweerders toege­schreven moti­vering. Is er sprake van een sinister, zelfzuchtig of zelfs Satanisch motief? Dan neigt het naar een complot­theorie. Handelen de samen­zweerders ten behoeve van misplaatste idealen? Dan kan het legitieme kritiek zijn. De ‘omvolking’ van Europa is een demografisch feit maar niet per se een genoci­daal complot.


In de Jodenvervolging door de nationaalsocialisten speelde een aantal oude complottheorieën een funda­mentele rol, waar­onder die van de ‘dolkstoot­legende’ en de ‘Protocollen van de wijzen van Sion’. Propagandaminister Joseph Goebbels heeft met zijn overdrijving ook een aantal nieuwe complottheorieën de wereld in geholpen, waaronder die van het ‘Kaufman Plan’. Bij elk van de drie zojuist genoemde complottheorieën is er sprake van een kern van waarheid maar een overdreven, hysterische interpretatie van de feiten. Ik zal ze hieronder kort behandelen aangezien ze in de citaten ook allemaal genoemd gaan worden.


De protocollen (Duits: Protokolle der Weisen von Zion, Engels: Protocols of the Elders of Zion) hebben betrekking op een Russisch boekje, geschreven rond 1902, waarin een fictieve vergadering van Joodse ouderlingen wordt beschre­ven, alsof het om gelekte notulen zou gaan. De ouderlingen bespreken een plan om wereldheerschappij te bereiken.


Dat de inhoud van het boekje fictief is en bedoeld was om de Russische Joden in een kwaad daglicht te plaatsen, dat was al in de jaren twintig bekend. In Mein Kampf noemt Hitler het boek én het feit dat de pers er op hamerde dat het een fictief relaas is (maar dat dit er voor hem niet toe deed omdat het op de werkelijkheid zou zijn gebaseerd).


Wat zijn hier de feiten en wat is de overdrijving? Eén feit is dat elke godsdienst zichzelf ziet als het ware geloof dat zó goed is dat het eigenlijk over de hele wereld zou moeten worden verspreid. In het judaïsme komt daar bij dat de Joden God's ‘uitverkoren volk’ worden beschouwd en bovendien het ‘licht van alle naties’. Iets dergelijks kan ook gezegd worden van de Vrijmetselaars (die in de protocollen worden genoemd) en de Illuminati. Deze geheime genoot­schappen, sterk verbonden met de Verlichting, streefden op hun eigen manier naar een betere wereld.


Een ander feit is dat de Joden al eeuwen een etnische minderheid waren die al heel vaak in conflict was gekomen met de veelal christelijke meerderheid, en dus vanzelf­sprekend een positie wilden bereiken waarin zij meer invloed over hun lot zouden kunnen uitoefenen. De motive­ring is dus enerzijds een missie om de wereld te verbeteren, en anderzijds een begrijpelijk streven naar controle over de eigen leefomstandigheden, zowel persoon­lijk als voor de rest van het eigen volk.


De complottheorie gaat uit van een sinister complot. Voor velen speelt daarin ook de duivel een rol, of de demiurg. Het zou puur om hebzucht en machtslust draaien. Voor de nationaalsocialisten had het te maken met het verdorven, onverbeterlijke ras van de Joden, de kosmische tegenpool van het Arische ras (vol­gens hén het ‘uitverkoren volk’). Ook werd aan elke Jood een sterke wraakzucht toegeschreven.


De ‘dolkstootlegende’ is gebaseerd op de feitelijke stakingen, georganiseerd door marxisten (waarvan velen Joods), die een nadelige invloed hadden op de bewapening van het Duitse leger aan het einde van de Eerste Wereld­oorlog. Een ander feit was dat Duitsland als gevolg van de Novemberrevolutie van 1918/1919 was overgegaan van een keizerrijk naar de zogenaamde Weimarrepubliek, waarin relatief veel socialisten en liberalen aan de macht waren gekomen, waaronder ook relatief veel Joden. En het waren inderdaad deze bestuurders van de Weimarrepubliek geweest die de onderhande­lingen tot overgave waren begonnen. Het is geen complottheorie om te stellen dat die marxisten en andere socialisten geloofden dat ze streden voor een betere wereld, of te stellen dat revoluties invloed kunnen hebben op het verloop van een oorlog (dat was ook zo in Frankrijk en Rusland).


De ‘dolkstoot’ duidt op een sinister motief. Men zou Duitsland doelbewust de oorlog hebben willen laten verliezen, dus vanuit het thuisfront de soldaten een steek in de rug hebben gegeven, uit wraakzucht of om andere duistere redenen. Het is ook een complottheorie omdat het niet klopt dat Duitsland vanwege stakingen of links leiderschap die oorlog heeft verloren. Het Duitse leger was vrijwel geheel door haar manschappen en oorlogsmaterieel heen en had de oorlog enkel nog iets langer kunnen rekken.


Het Kaufman Plan heeft betrekking op een boekje dat in 1941 was geschreven door de Amerikaanse Jood Theodore Nathan Kaufman, getiteld Germany Must Perish! Het is waar dat de auteur in dat boekje pleit voor gedwongen sterilisatie van alle Duitsers en voor het aan Nederland, Polen en Tsjechië toebedelen van alle Duitse gebieden, om zo blijven­de vrede te bereiken. Het is waar dat de auteur geloofde dat de Joden hierin een speciale missie hebben.


Maar het boekje is nooit een bestseller geworden en er is geen bewijs dat president Roosevelt of de Joodse gemeen­schap zijn ideeën serieus heeft genomen. Het boekje kreeg in Duitsland veel meer aandacht dan in Amerika. Het lijkt mij bovendien meer dan redelijk om er op te wijzen dat 1941 het jaar was dat verschillende nazi-kopstukken achter de schermen (een complot!) bezig waren met het voorbereiden van plannen om de Joden volledig uit te roeien, en de Duitse Joden al sinds 1933 gebukt gingen onder verregaande discri­minatie en pesterijen. Wie een genocidaal beleid voert, kan genoci­dale toewensingen terugverwachten.

Holocaustontkenning

Soms wordt onder de Holocaust (letterlijk ‘brandoffer’, ook wel Shoah: ‘ramp’ of ‘catastrofe’) de gehele periode van Joden­vervolging verstaan, al vanaf 1933. Die vervolging is niet wat Holocaust­ontkenners in twijfel trekken. Dat Joden vervolgd werden, en dat de nationaalsocialisten fanatiek antisemitisch waren, daar is iedereen het over eens. Holocaustontkenning draait specifiek om de gaskamers en daarmee het totale aantal doden. Men zou het ook gaskamer­ontkenning kunnen noemen.

 

Zelf noemen de ontkenners het ‘revisionisme’: een correc­tie van wat in de geschiedenisboeken, op scholen en in musea wordt verteld. Ook weer een misleidende term omdat historici en musea al standaard en voortdurend aan revisionisme doen: revisionisme (het bijstellen van educatief materiaal op basis van nieuwe archeologische en archivale vond­sten) is een integraal onderdeel van geschiedkunde, precies zoals dat geldt voor andere takken van de weten­schap. Ook het ‘officiële narratief’ van de Holocaust is door de jaren heen in bepaalde opzichten bijgewerkt, bijvoorbeeld na de val van de Sovjet-Unie in 1991, toen de ruïnes van meerdere concentratie­kampen en een zee aan archief­materiaal beschikbaar kwamen voor westerse onder­zoe­kers. Belangrijke nieuwe informatie werd bijvoorbeeld geleverd door de pas in 1992 ontdekte en in 2008 volledig gepubli­ceerde dagboeken (in 32 delen) van Joseph Goebbels en het pas in het jaar 2000 ontdekte Höfle telegram. Die nieuwe informatie heeft de ‘revisionisten’ er niet toe bewo­gen om hun claims en publi­caties aan te passen, behalve dan om hun eigen vergezochte draai te geven aan die bronnen, of om op een geforceerde en gekunstelde manier de authenticiteit ervan in twijfel te trekken.

 

Zoals al een paar keer vermeld, komt Holocaustontkenning in verschillende kringen voor. Daardoor zijn er vele verschillende varianten ontstaan. De verschillende varianten van Holocaustontkenning en de veelgehoorde argumenten die erbij horen, zouden als volgt in drie categorieën kunnen worden verdeeld:

 

1. De Holocaust is vervalst (Holocaust-complotdenker):

“De geallieerden vervalsten bewijzen voor de Holocaust om de sym­pathie van de wereld te winnen, en ‘de geschiedenis wordt geschreven door de over­winnaars’.”

en/of “De Joden die over de wereld heersen, vervalsten bewijs voor de Holocaust om de sympathie van de wereld te winnen en om Joodse migratie naar Eretz Israël aan te moedigen.”

en/of “Overlevende getuigen van het vernietigingskamp zijn/waren krank­zinnig of leugenaars of in dienst van de Joden.”

en/of “De getuigenissen van Neurenberg zijn via marteling verkregen (en dus onbetrouwbaar) of op een andere manier vervalst.”

Samenvatting: Het bewijs is verzonnen.

 

2. De Holocaust is niet gebeurd (Holocaust-ontkenner):

“De definitieve oplossing was geen massamoord maar slechts het uit Duits­land verdrijven van alle Joden. Als zodanig waren concentratie­kampen pre-emigratiekampen, gaskamers ontluizings­stations etc.”

en/of “De Holocaust was geen genocide maar slechts een dwang­arbeid­programma in oorlogstijd. Als zodanig waren concentratie­kampen eigenlijk werkkampen etc.”

en/of “Andere groepen die tijdens de zogenaamde Holocaust zijn afgeslacht (zoals Polen, Roma of homoseksuelen) zijn niet inbegrepen en hielpen de Duitsers feitelijk om het uit te voeren.”

Samenvatting: Het bewijs klopt niet.

 

3. De Holocaust was niet zo erg (Holocaust-revisionist):

“De gerapporteerde aantallen doden zijn schromelijk overdreven, en vooral het cijfer van 6.000.000 Joden klopt niet.”

en/of “De Holocaust was niet zo erg als andere genocidale wreed­heden uit het verleden.”

en/of “De Holocaust was niet zo erg als de Amerikaanse slavernij, de Armeense genocide, etc.”

en/of “Stalin doodde meer mensen in de Holodomor.”

en/of “De geallieerden doodden ook burgers (bijvoorbeeld tijdens de bombarde­menten op Dresden).”

Samenvatting: Het bewijs is zwak.

 

Veel van deze argumenten zullen verderop in dit boek worden besproken of door de citaten worden weerlegd.

Functionalisten en intentionalisten

Binnen de acade­mische wereld is er een historiografisch debat gaande tussen de zogeheten functionalisten en intentionalisten. Kort samen­gevat zijn die twee groepen het er over eens dat de Holocaust heeft plaats­gevonden, maar verschilt men van mening over hoe het zover is gekomen.

De intentionalisten zien het als primair Hitlers idee. Het was Hitlers intentie die later verwezenlijkt is. De functiona­listen leggen de verantwoordelijkheid bij de commandanten, voor wie het doden van de Joden praktisch was, functioneel. Hitler was niet van de massamoord op de hoogte of was niet bij machte om het tegen te houden.

 

Van beide posities bestaan er extreme en gematigde varianten, en er zijn ook geleerden die pleiten voor een synthese. De documentatie in dit boek ondersteunt in ieder geval de positie van de intentionalisten: Hitler heeft via Himmler het bevel gegeven en veel van de latere ontwikke­lingen ge­coördineerd.

Schriftelijk bewijsmateriaal

De systematische moord op Joodse burgers, eerst nog voor­namelijk met kogels en gaswagens, begon in 1941 met het binnenvallen van de Sovjet-Unie, al waren er met de invasie van Polen al voor­bereidingen getroffen. De eerste gaskamers waarin honderden mensen tegelijk konden worden vermoord, werden operationeel in 1942. Auschwitz, het grootste concen­tratie­kamp, begon aan de grootschalige vergassingen met Zyklon B in maart 1943.

 

De eerstvolgende citaten in dit hoofdstuk, van 1920 tot aan halverwege 1941, spreken dus niet van een genocide die al gaande was maar van een genocide die men wenselijk achtte. Ze illustreren hoe de nationaalsocialisten tegen het ‘Joodse vraagstuk’ aankeken en wat ze als mogelijke oplos­singen zagen. Bij elkaar genomen schetsen ze bovendien de radica­lisering en escalatie door de jaren heen.

 

De citaten vanaf eind 1941 en vooral die vanaf begin 1942 gaan vrijwel allemaal over de daadwerkelijke genocide die nu een industriële vorm had aangenomen.

 

Elk van de hier weergegeven citaten en documenten heb ik zo goed mogelijk op authenticiteit gecontroleerd. Twijfelachtige bronnen, zoals een vermeend interview met Hitler uit 1922, waarvan het oudste document stamt uit 1945 en we dus niet weten in hoeverre de journalist (de voormalige majoor Joseph Hell) het verzonnen of aangedikt heeft, heb ik daarom weggelaten, hoe illustratief en onheil­spellend die beruchte “rijen galgen op het stadsplein van München” uitspraak ook moge zijn geweest.

 

De dagboeken van Joseph Goebbels

Rijksminister van Volksvoorlichting en Propaganda Joseph Goebbels begon in oktober 1923 een dagboek bij te houden. Hij was toen 26 jaar oud, werkloos en inwonend bij zijn ouders. Hij had het dagboek gekregen van Else Janke, een half-Joodse vrouw met wie hij een onsuccesvolle relatie had gehad. Veel van zijn eerste schrijfsels gingen over haar. Vanaf maart 1924 begon hij interesse te tonen in Hitler en in juli 1925 zou hij hem voor het eerst persoonlijk ontmoeten.

 

In 1941 had Goebbels al twintig dikke boeken vol­geschreven en besefte hij zich dat ze beter moesten worden beschermd tegen bombardementen. Hij verhuisde ze van zijn woning naar een ondergrondse kluis van de Reichsbank in Berlijn. Vanaf dat moment dicteerde hij elke nieuwe invulling aan een stenograaf, die vervolgens de gecorri­geerde versie op een typemachine uitschreef.

 

Rond november 1944 besefte hij zich dat Duitsland de oorlog zou gaan verliezen en dat hij de val van het Derde Rijk waarschijnlijk niet zou overleven. Zodoende gaf hij opdracht om de dagboeken op microfilm vast te leggen, een medium dat veel minder kwetsbaar is dan papier en zodoende beter verborgen kan worden. Er werd een donkere kamer ingericht in de woning van Goebbels, waar stenograaf Richard Otte de leiding had over het kopiëren van de dagboeken naar 1.700 glazen platen.

 

De handgeschreven en getypte dagboeken werden vervolgens verpakt en opgeslagen in de Rijkskanselarij. Na de oorlog werden deze bijna verkocht aan een handelaar in oud papier maar op het laatste moment gered. Via verschillende tussenpersonen kwamen ze terecht bij de Amerikaanse journalist Frank. E. Mason, die vermoedde dat deze dagboeken van Goebbels waren. Hij nam ze naar Louis P. Lochner, voormalig hoofd van het Berlijnse kantoor van de Associated Press. Hoewel delen van het dagboek beschadigd waren of geheel ontbraken, zoals de delen over de annexatie van Oostenrijk en de Kristallnacht in 1938, werden er al wel een aantal interessante passages ontdekt. De eerste vertalingen door Lochner werden gepubliceerd als The Goebbels Diaries (1948).

 

De dozen met daarin de glazen platen werden in april 1945 naar Potsdam verstuurd, ten westen van Berlijn, waar ze werden begraven. Ze werden echter gevonden door de Russen en naar Moskou verstuurd, waar de dozen jarenlang ongeopend werden opgeslagen, totdat de Duitse historicus Elke Fröhlich ze daar in 1992 ontdekte. Pas vanaf dat moment werd het mogelijk om alle dagboeken te publiceren, een project dat pas in 2008 voltooid was. De bronteksten in dit boek komen allemaal uit haar Die Tagebücher von Joseph Goebbels – Im Auftrag des Instituts für Zeitgeschichte und mit Unterstützung des Staatlichen Archivdienstes Rußlands in vier delen (2008). Er is via Archive.org ook een andere publicatie beschikbaar, namelijk Joseph Goebbels Tagebücher 1924-1945 in vijf delen (2000) uitgegeven door Ralf Georg Reuth, maar daarin ontbreken veel van deze citaten.

 

Is het mogelijk dat de dagboeken nep zijn? Dat is in ieder geval zeer onwaarschijnlijk wat de duizenden bladzijden van de eerste jaren betreft. Waarom zou men zoveel blad­zijden vervalsen, en wie wist er genoeg over Goebbels' privéleven en al zijn publieke verschijningen om daarbij succesvol onjuistheden en tegenstrijdigheden te vermijden? Het is al moeilijk genoeg om een enkel document te ver­valsen, laat staan meer dan twintig jaar aan dagboeken. Waarom dan het dagboek laten beginnen vanaf 1923 als er pas vanaf de jaren veertig hier en daar wat uitspraken staan die op de Holocaust betrekking hebben?

 

En als de dagboeken ten doel hadden om Goebbels een ver­zonnen massamoord aan te rekenen, waarom werden deze dagboeken dan niet gebruikt bij het Proces van Neuren­berg? De Russen hebben bij dat proces geprobeerd om het Bloedbad bij Katyn in de schoenen van de nazi's te schuiven, dus dat ze tot bedrog bereid waren is algemeen bekend, maar toch hebben ze toen geen enkele poging gedaan om de dagboeken als bewijsmateriaal voor te leggen, ook al hadden ze de glazen platen. De Amerikanen hadden de papieren dagboeken, maar hebben daar ook niets mee gedaan.

 

Er kan ook niet gesteld worden dat de Amerikanen of de Russen de dagboeken in de jaren na het proces hebben vervalst, want dan zouden ze inmiddels op allerlei dagen een afwijkende tekst hebben en dat is niet zo. Juist het feit dat we twee verschillende exemplaren hebben met eenzelfde inhoud, bevestigt de authenticiteit ervan.

 

Ook van Heinrich Himmler, leider van de SS (Schutzstaffel, een paramilitaire organisatie) en hoofdverant­woordelijke voor het uitvoeren van Hitlers persoonlijke bevel om de Joden uit te roeien, zijn dagboeken terug­gevonden. In 2013 werden zijn dagboeken voor de periodes van 1937-1938 en 1943-1944 ontdekt en in 1990 die voor de periode van 1941-1942.

 

Waren het 6 miljoen Joden?

Door een uit Polen gevluchte zionist Eliezer Unger werd al in 1944 van '6 miljoen Joodse slachtoffers' gesproken, lang voordat met behulp censusgegevens (en computers) kon worden bepaald dat het exacte aantal tussen de 5 en 6 miljoen ligt. De reden daarvan is dat 6 miljoen het in de volksmond gehanteerde aantal Joden in Europa was. Het was dit getal dat vaak in kranten werd genoemd.

 

Feitelijk waren er voor de Holocaust veel meer Joden in Europa. Volgens de volkstellingen uit 1933 waren er toen circa 9,5 miljoen. De Jewish Joint Distribution Committee noemt voor 1939 een totaal van 9,7 miljoen. Bij de Wannseeconferentie in januari 1942 werd gesproken van 11 miljoen en een jaar later schreef de voor de SS werkende statisticus Richard Korherr dat er in 1937 tenminste 10 miljoen Joden hadden gewoond.

 

Bekender is de vermelding door Wilhelm Höttl, een Oostenrijkse SS'er en historicus, eerst in 1945 (als getuige in het Proces van Neurenberg) en opnieuw in 1961 (als getuige in de Israëlische berechting van Adolf Eichmann), namelijk: “Eichmann vertelde me dat er volgens zijn informatie al zo'n 6.000.000 Joden waren omgekomen – 4.000.000 in vernietigings­kampen en de overige 2.000.000 door beschietingen van de Einsatzgruppen en door andere oorzaken zoals ziekte etc.”

 

Bij het Proces van Neurenberg werd uitgegaan van 5,7 miljoen Joodse slachtoffers. Dit aantal werd in 1946 ook gehan­teerd door de Anglo-American Commission of Enquiry.

 

Een van de eerste onderzoekers, historicus Raul Hilberg, kwam uit op 5,1 miljoen (The Destruction of the European Jews, 1961). Historicus Lucy Dawidowicz raadpleegde in 1975 censusgegevens van voor de oorlog en kwam daarmee uit op 5,9 miljoen. Historicus Jacob Robinson kwam met zijn data en berekeningen uit op 5,8 miljoen. Volgens de Duitse historicus Wolfgang Benz zou het exacte aantal ergens tussen de 5,3 en 6,2 miljoen liggen. Volgens een ander Duits historicus, Helmut Krausnick, zouden het er zelfs 7 miljoen kunnen zijn.

 

Yad Vashem, de officiële staatsinstelling van Israël voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van de Holocaust, heeft ter ere van de slachtoffers alle bevestigde namen op hun website staan. In 2012 was dit aantal 4 miljoen en in 2023 4,8 miljoen.

 

Laten we overigens niet vergeten dat ook zo'n 90.000 tot anderhalf miljoen Roma en Sinti ('zigeuners') op een verge­lijk­bare wijze om het leven zijn gebracht.

 

Het inmiddels iconische getal van 6 miljoen was nooit bedoeld als exact aantal. Het werd al gebruikt voordat een nauwkeurige benadering mogelijk was. Maar omdat het achter­af nauwkeurig genoeg bleek, zien historici geen reden om dit aan te passen.

 

Holocaustontkenners geloven dat er minder dan een miljoen Joodse slachtoffers waren, bijvoorbeeld 300.000, en dat de meeste doden het gevolg waren van tyfus, voedsel­gebrek (waar ze de Britse bombardementen de schuld van geven) en vuurgevechten als partizaan in verzet.

 

Migraties en deportaties geen verklaring

Europa:

In 1933 woonden er ongeveer 9,5 miljoen Joden in Europa. In 1946 woonden er ongeveer 3,7 miljoen Joden in Europa, dus 5,8 miljoen minder.

 

Israël:

In 1931 woonden er ongeveer 175.138 Joden in het Britse Mandaat Palestina.

Door middel van de Ha’avara-overeenkomst (1933 – 1939) migreerden vanuit Duitsland maximaal 60.000 Joden naar Palestina.

In 1945 woonden er ongeveer 553.600 Joden in het Britse Mandaat Palestina, dus een toename van 378.462. Buiten de Ha’avara-overeenkomst om is dat dus een toename van zo'n 318.462 Joden, deels door geboorten, deels door immigratie uit andere landen.

 

Noord-Amerika:

In 1933 woonden er ongeveer 4,2 miljoen Joden in de Verenigde Staten en 155.000 Joden in Canada.

In 1946 woonden er in Noord-Amerika (de VS en Canada samen) 5,2 miljoen Joden.

 

Sovjet-Unie

In 1933 woonden er 2,6 miljoen joden in de hele Sovjet-Unie

In 1959 woonden er ondanks de uitbreiding van het grond­gebied slechts 2,3 miljoen Joden in de hele Sovjet-Unie.

 

Houd er rekening mee dat deze cijfers ook de bevolkings­groei door geboorte omvatten, niet alleen immigratie.

 

Hoewel de grenzen van veel Europese landen in deze periode verschoven zijn en de censusgegevens daardoor verschillende resultaten kunnen opleveren, zullen de aantallen voor het hele continent vergelijkbaar blijven.

 

Kijken we naar Noord-Amerika, dan zien we dat het aantal Joden tussen 1933 en 1946 met minder dan een miljoen is toegenomen, uiteraard deels door nieuwe geboorten. In de Verenigde Staten en Canada golden, net als in het Verenigd Koninkrijk, strenge immigratiewetten met strikte quota's. Het is zodoende aannemelijk dat een paar honderdduizend Joden naar Noord-Amerika geëmigreerd zijn.

 

Volgens Holocaustontkenners zouden de Joden allemaal naar het Oosten gedeporteerd zijn, dus naar de Sovjet-Unie, maar dat zien we niet in de censusgegevens terug. Ondanks de territoriale uitbreiding van de Sovjet-Unie is het aantal Joden tussen 1933 en 1959 juist met 300.000 gedaald, ongeveer hetzelfde aantal (318.462) dat Palestina/Israël rijker was geworden.

 

Geen van de genoemde migraties, van voor, tijdens en na de oorlog, kan daarom het nettoverlies van 5,8 miljoen Joden verklaren.

 

Auschwitz: 4 miljoen doden?

Op het complex van Auschwitz zijn volgens geschied­kundigen in iets minder dan drie jaar tijd, van begin 1942 tot eind 1944, circa 1,1 miljoen mensen vermoord, waarvan de meeste vanaf maart 1943.

 

In 1990 is door Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau een plakkaat verwijderd waarop werd gesproken van 4 miljoen slachtoffers. Dit hoge getal heeft zijn oorsprong in de Sovjet commissie die het beheer van het kamp in 1945 overnam. Al die tijd is men er in Polen van uitgegaan dat er in het Auschwitz kamp ongeveer 4 miljoen mensen waren vergast, waarvan 2,5 miljoen Joden. Maar op basis van alle documenten die sindsdien zijn verza­meld en onderzocht, was men tot de conclusie gekomen dat het er zo'n 1,1 miljoen doden waren geweest, waarvan circa 960.000 Joden. Op het nieuwe plakkaat werd gesproken van 1,5 miljoen, dus 2,5 miljoen minder dan op het oude plakkaat stond.

 

Holocaustontkenners hebben memes gemaakt waarin foto's te zien zijn van het oude plakkaat en het nieuwe plakkaat, en verbinden daar een heel krom argument aan vast. Want als dat aantal van Auschwitz met 2,5 miljoen verlaagd is, zo 'redeneert' men, waarom heeft men dan niet ook de bekende 6 miljoen gehalveerd?

 

Het antwoord is heel simpel. Het getal van 6 miljoen is nooit bepaald door het aantal doden van de verschillende concen­tratie­kampen bij elkaar op te tellen. Het getal is bepaald door het aantal Joden in Europa vóór de oorlog te vergelijken met het aantal Joden in Europa na de oorlog. Welke dataset je daar ook voor gebruikt, het aantal komt altijd uit op zo'n 5 tot 6 miljoen slachtoffers.

 

Een kijkje in het boek

Waarschuwing: sommige van deze fragmenten bevatten antisemitisch taalgebruik dat als kwetsend kan worden ervaren. Deze citaten dienen ter weerlegging van een centrale claim van Holocaustontkenners, namelijk dat de nazi's de Joden enkel wilden deporteren. Uitspraken van personen als Goebbels en Rosenberg tonen aan dat deportatie slechts een tijdelijke maatregel was (in vredestijd) maar dat het einddoel de volledige uitroeiing van de Joden was, niet alleen in Duitsland of Europa maar wereldwijd.

 

Citaat uit het dagboek van Goebbels, 27 maart 1942:

 

 

Duitse brontekst van ditzelfde belangrijke citaat:

 

Ander citaat van enkele maanden later:

 

Rudolf Höss, kampcommandant van Auschwitz, schreef in 1946 dat Himmler hem in 1941 het volgende had gezegd: “De Führer heeft bevolen de 'definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk' uit te voeren en wij – de SS – hebben deze opdracht uit te voeren. De bestaande vernietigingsplaatsen in het Oosten zijn niet in staat om de beoogde grote acties uit te voeren. Daarom heb ik voor Auschwitz gekozen...”

 

Ook schreef hij dat het op arbeidsgeschiktheid selecteren een latere keuze was: “Oorspronkelijk moesten volgens het bevel van Himmler alle Joden die door de dienstafdeling van Eichmann naar Auschwitz werden vervoerd, zonder uit­zondering worden vernietigd.” Hieronder een langer citaat.

 

Engelse vertalingen:

 

Hyperlinks

Dank ben ik verschuldigd aan de vele onderz­oekers en auteurs die mij voor zijn gegaan. Bij het zoeken naar bron­teksten en uitleg zijn deze websites meerdere keren van pas gekomen:


Herder Institut: herder-institut.de

Chronologie des Holocaust: holocaust-chronologie.de

German Propaganda: germanpropaganda.org

NS-quelllen: www.ns-quellen.at

Rational Wiki: rationalwiki.org/wiki/Holocaust_denial

Calvin University: research.calvin.edu/german-propaganda-archive

Statistik und Deportation: statistik-des-holocaust.de

The Nizkor Project: nizkor.org

HEART: holocaustresearchproject.org

MoT: museumoftolerance.com/education/teacher-resources

United States Holocaust Memorial Museum: ushmm.org

Holocaust Controversies: holocaustcontroversies.blogspot.com

Anne Frank Stichting: annefrank.org

Yad Vashem: yadvashem.org

Jewish Virtual Library: jewishvirtuallibrary.org

Pratique de l'Histoire et Dévoiements Négationnistes: phdn.org

Nuremberg Trials Project: https://nuremberg.law.harvard.edu/search

National Archives: archives.gov/research/holocaust

Holocaust Denial on Trial: hdot.org

Internet Archive: web.archive.org

 

Speciale dank ben ik verschuldigd aan Sir Aaron Richards wiens zeer uitgebreide artikelen, waar hij zelf meer dan drie jaar aan had gewerkt, mij in 2019 enorm op weg hebben geholpen:

 

Holocaust Documents: imgur.com/a/725A7

imgur.com/user/SirAaronRichards

 

Volgende pagina: Bronnen