Heidens Imperialisme (1932)
Julius Evola over de Noordse oertraditie
“We hebben het over een Noordse oertraditie gehad. Dat is geen mythe maar onze waarheid. Zelfs onze verre voorouders uit de vroegste prehistorie, waarvan de positivisten lange tijd geloofden dat het aapachtige holbewoners waren, hadden reeds een coherente en krachtige oercultuur, waar de echo van nagalmt in wat de geschiedenis ons heeft nagelaten als eeuwige symbolen.
De Iraniërs spreken van Airyanem Vaejah, het in het uiterste Noorden gelegen land, de eerste schepping van de god van het licht, en de oorsprong van hun ras en van de hvarenô, het licht der zege, de mystieke kracht van de Arische volkeren en vooral hun goddelijke koningen. We zien daarin symbolisch de plaats waar de krijgsreligie van Zarathoestra voor het eerst werd geopenbaard. Evenzo kent de traditie van de Indiase Ariërs [de Veda's en Purána's] het witte eiland Svétadvipa, ook gelegen in het uiterste Noorden, waar de oppergod Naráyana zijn zetel van licht heeft [Vaikuntha]. Een opmerkelijke overeenkomst. De Indiase traditie spreekt ook van de Uttarakuru, een hoogontwikkeld oerras dat ten noorden van het Himalayagebergte woonde. Onder Noords verstaan we het solaire pad van de goden, devayána, en de term uttara verenigt alles wat subliem en verheven is – Arisch in de figuurlijke zin van het woord – met dat wat Noords is.
De voorouders van de Griekse Doriërs en Achaïers staan bekend als de legendarische Noordse Hyperboreeërs. Uit dit ras zou de meest karakteristieke god zijn voortgekomen, de zonnegod Apollo, de doder van de draak Python. En Herakles – bondgenoot van de Olympische goden tegen de reuzen, doder van de Amazonen en allerlei magische wezens, de "wonderschone overwinnaar", waarvan later vele Griekse en Romeinse heersers zichzelf een incarnatie beschouwden – bracht vanuit Hyperborea (het land 'voorbij de noordenwind') de olijfboom, waarvan het gebladerte werd gebruikt om de olijfkrans te maken waarmee winnaars van de Olympische Spelen werden beloond. Dat is wat de Griekse dichter Pindarus schrijft.
Maar dit Noordse thema in Griekenland valt ook samen met dat van Thule, het mysterieuze noordelijk gelegen land dat soms het 'eiland van de helden' wordt genoemd en ook wel het 'land van de onsterfelijken' waar de blonde koning Rhadamanthys regeerde. Isodorus van Sevilla omschreef het in zijn Etymologiae als het eiland dat is vernoemd naar de zon: "Thule is het meest verre eiland in de oceaan ten noordwesten van Brittannië, en dankt zijn naam aan de zon omdat de zon daar zijn zomerwende maakt en er daarna lange tijd in het geheel geen daglicht is, waardoor de zee niet langer stroomt of golft maar bedekt raakt met ijs." De herinnering eraan bleef zo levend dat keizer Constantius Chlorus, overtuigd dat Thule in het noorden van Brittannië lag, er met zijn legioenen naartoe trok, niet zozeer voor militaire roem maar om een voorproefje te krijgen van de apotheose (verheffing van mens tot god) die een caesar zou ervaren na de dood, aangezien hij geloofde dat op deze plek "de hemel dichterbij is en heiliger dan in enig ander gebied."
In de Noords-Germaanse tradities wordt Asgard, het verblijf van de Asen en de getransformeerde helden, als het hoofdkwartier van de goden aangeduid, en de Noordse koningen, die door hun onderdanen als halfgoden en Asen werden beschouwd – semideos id est ansis – en die door middel van hun mystieke zegen hun strijders de overwinning konden schenken, voerden de oorsprong van hun dynastie terug tot dat goddelijke land.
In het Noorden of Noordwesten bevindt zich ook het eiland Avalon uit de Keltische traditie van de Galliërs. Zij stammen af van het goddelijke ras van de Thuata de Danann, dappere veroveraars van het prehistorische Ierland, waarvan de held Ogma sprekend lijkt op de Dorische Herakles. Avalon lijkt erg op het Ierse Tír na nÓg, het 'land der eeuwige jeugd' en 'land van leven', het rijk van Boadag, de 'overwinnaar'.
Zelfs de Azteken hebben hun oorspronkelijke thuisland in het Noorden: Aztlán, dat ook wel 'witte aarde' of 'land van licht' wordt genoemd en waar ze onder leiding van de oorlogsgod Huitzilopochtli uit vertrokken zijn. Net als de Tolteken die stellen dat ze afkomstig zijn uit Tlalocan, Tollan of Tula, dat net als het Griekse Thule het zonneland is en gelijkstaat aan het paradijs voor koningen en gesneuvelde helden.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de opmerkelijke overeenkomsten tussen sterk uiteenlopende tradities die duiden op de herinnering van een Noordse oercultuur en een noordelijk thuisland, waarin een transcendente, bovenmenselijke spiritualiteit nauw verbonden was aan een heldhaftig, koninklijk en triomfantelijk element: symboliek en bovenmenselijkheid die zege viert over de chaos, het menselijke en het aardse. Het solaire als belangrijkste symbool voor de transcendente mannelijkheid als ideaal van een waardigheid die in de ordening van de geestelijke krachten op het stoffelijke niveau overeenkomt met de heerser, de held en de vervolmaakte mens.”
Revolt Against The Modern World (1934)
Julius Evola over de Koning van het Woud
“In deze context zal ik een voorbeeld noemen waarin het concept van “overwinning” een middelpunt werd met verschillende betekenissen. Er is een interessante oude sage over Nemi's Koning van het Woud, wiens koninklijke en priesterlijke ambt moest worden overgedragen aan de persoon die in staat was hem ongezien te benaderen en doden. De Schotse antropoloog J. G. Frazer [in The Golden Bough en Balder the Beautiful] verzamelde van over de hele wereld talloze tradities met een soortgelijk thema.
Het aspect van de fysieke strijd in deze beproeving, als deze moest plaatsvinden, is enkel de materialistische transpositie van een hogere betekenis, aangezien het dient worden gerelateerd aan het bredere concept van “goddelijk oordeel”. Inzake de diepste betekenis van de legende van Nemi's koning-priester moeten we niet vergeten dat volgens de Traditie enkel een “voortvluchtige slaaf” (in esoterische zin iemand die zich bevrijd heeft van de ketenen van zijn lagere natuur), gewapend met een tak van een heilige eik, het recht had om te duelleren met de Rex Nemorensis (Koning van het Woud). De eik staat gelijk aan de “Wereldboom”, die in andere tradities vaak wordt gebruikt als symbool voor de eeuwige levenskracht en de macht van overwinning.
Dit betekent dat enkel iemand die er in is geslaagd om deze macht te vergaren, ervoor in aanmerking komt de nieuwe Rex Nemorensis te worden. Met betrekking tot dit ambt dient te worden opgemerkt dat de eik en het woud, waar Nemi's priester-koning de rex van was, gerelateerd zijn aan Diana. Op haar beurt was Diana de “bruid” van de koning van het woud. In sommige oude tradities uit het oosten van het Middellandse Zeegebied, werden de grote godinnen vaak gesymboliseerd door heilige bomen. Van de Hellenistische mythe van de Hesperiden tot aan de Noordse mythe van de godin Idun en de Gaelische mythe van Magh-Mell dat het verblijf was van zeer aantrekkelijke godinnen en de “Boom van Overwinning”, kunnen we traditionele symbolische verbanden waarnemen tussen bomen enerzijds en vrouwen of godinnen, levenskrachten, onsterfelijkheid en wijsheid anderzijds.
Inzake de Rex Nemorensis kunnen we in de gebruikte symbolen herkennen dat de notie van koningschap voortvloeit uit het trouwen of bezitten van de mystieke kracht of het “leven”, van transcendente wijsheid en onsterfelijkheid die wordt gepersonifieerd door zowel de godin als de boom. Nemi's sage belichaamt daarom het algemene symbool, dat in vele andere mythen en traditionele legenden wordt aangetroffen, van een winnaar of een held die een vrouw of godin bezit. De godin verschijnt in andere tradities soms als beschermer van de vruchten van onsterfelijkheid (bijvoorbeeld in de mythen van Herakles, Jason, Gilgamesh en anderen), en soms als een personificatie van de occulte [verborgen] krachten van de wereld, van leven en van bovenmenselijke kennis, of als de belichaming van het principe van gezag (de ridder of de onbekende held van de legende die koning wordt nadat hij een mysterieuze prinses huwt).
Het is opmerkelijk dat de boom zelfs in sommige middeleeuwse legenden gerelateerd is aan het imperiale ideaal; de laatste keizer hangt voor zijn dood de scepter, de kroon en het schild in de “Droge Boom” [Arbre Sec], meestal in het symbolische land van “Pape Jan” [Prester John], net zoals de stervende Roeland zijn onbreekbare zwaard in die boom hing. Dit is wederom een samenvloeiing van symbolische elementen, aangezien Frazer heeft laten zien dat er een relatie is tussen enerzijds de tak die de voortvluchtige slaaf af moet breken van Nemi's heilige eik om daarmee met Nemi's koning te vechten en anderzijds de olijftak die Aeneas bij zich droeg om nog tijdens zijn leven veilig af te dalen in het onzichtbare dodenrijk. Een van de geschenken die Keizer Frederik II [Frederik de Grote] ontving van de mysterieuze Pape Jan was een ring die de drager onzichtbaar maakte en overwinning schonk. Onzichtbaarheid heeft in deze context betrekking op toegang tot de onzichtbare wereld en het bereiken van onsterfelijkheid; in Griekse tradities staat de onzichtbaarheid van de held vaak gelijk aan zijn transformatie tot onsterfelijke.
Dit is het geval bij Siegfried in het Nibelungenlied, die door dezelfde symbolische onzichtbaarheid de goddelijke vrouw Brynhild overmeestert en ontmaagdt. Brynhild is, net als Siegfried in de Sigrdrífumál, degene die aan de helden die haar “wekken” de in de runen besloten formules van wijsheid en onverwinning schenkt.
Overblijfselen van tradities waarin we de thema's terugvinden van de oude sage van de Koning van het Woud worden slechts korte tijd na het einde van de middeleeuwen voortgezet. Ze hebben altijd te maken met het oude idee dat een legitieme koning het vermogen heeft om op specifieke, concrete en haast experimentele wijzen de kenmerken van zijn bovennatuurlijke aard aan te tonen.”
Volgende pagina: Vikingen in Nederland