Nieuw op de website:
Wismonisme (augustus 2024)
Meritocratie (maart 2024)
De Holocaust in de woorden van de nazi's zelf (juni 2023)
De nieuwe psychologie - inzichten uit hedendaags bewustzijnsonderzoek (mei 2021)
De Fridthjof saga
Lang geleden was er in Noorwegen een beroemde koning genaamd Beli, wiens vrouw op jonge leeftijd was gestorven en hem twee zoons en een dochter had gegeven.
Toen Beli's dochter zes jaar oud werd, zei de koning tegen Thorsten, zijn strijdbroeder en levenslange vriend: “Mijn rozenknop, Ingeborg, is de vreugde van mijn hart, maar niettemin moet ik haar wegsturen en toevertrouwen aan de bescherming van de wijze Hilding zodat ze zich, ver weg van de rumoer en afleidingen van het hof, het licht van ware kennis eigen kan maken. Maar opdat ze niet het gezelschap van haar geliefde speelkameraad zal missen, vraag ik je om je zoon Fridthjof met haar mee te sturen, zodat ze samen kunnen worden opgevoed en onderwezen.”
“Graag doe ik dat,” antwoordde Thorsten, “niet enkel om jouw verzoek in te willigen, maar ook omdat ik weet dat je het welzijn van mijn zoon voor ogen hebt door hem te laten onderrichten door de wijze Hilding. De wens van mijn koning zal worden vervuld.”
Hildings landgoed lag aan de kust, omgeven door tuinen, akkers, bossen en bergen, en daar brachten Ingeborg en Fridthjof de jaren van hun kindertijd door, trouw onderwezen en verzorgd door de goede oude man.
De sage van Fridthjof en Ingeborg
Dit boek bevat in totaal vier Nederlandse vertalingen:
- twee versies van de oorspronkelijke Fridthjof Saga (met Oudnoordse bronteksten uit de 13e eeuw);
- het epische gedicht uit 1825 (met Zweedse brontekst van Esaias Tegnér);
- een op dat gedicht gebaseerde hervertelling van Ferdinand Schmidt.
De vertaling van het gedicht is een gemoderniseerde en gecorrigeerde versie van een vertaling door J.J.L. Ten Kate uit 1854.
Geïllustreerd met meer dan 90 tekeningen, gravures en schilderijen uit de 19e eeuw en voorzien van een groot aantal voetnoten.
BESTELLEN
Paperback, 450 bladzijden, 150 afbeeldingen in zwart-wit:
https://www.boekenbestellen.nl/boek/de-sage-van-fridthjof-en-ingeborg/9789464065565
PDF in kleur:
https://www.boekenbestellen.nl/PDF/de-sage-van-fridthjof-en-ingeborg/45337
Via onderstaande video's kun je het binnenwerk bekijken:
Esaias Tegnérs Fridthjof Saga
Deze ingekorte versie bevat alleen twee Nederlandse vertalingen van de teksten uit de 19e eeuw, zonder archiefmateriaal en zonder Oudnoordse of Zweedse bronteksten.
BESTELLEN
Twee vertalingen, paperback, 43 afbeeldingen in zwart-wit:
https://www.boekenbestellen.nl/boek/esaias-tegners-fridthjof-saga/9789464066258
Hieronder een voorproefje. Andere voorproefjes vind je op de Fridthjof Saga pagina.
Hoofdstuk 1: Fridthjof en Ingeborg
Een tweetal planten, slank en schoon
verhief in Hildings gaard haar kroon.
En nooit nog had in Norges dreven
zulk plantenpaar zijn kruin geheven.
Gelijk een eik verhief zich de een,
wiens slanke stam een werpspies scheen,
terwijl zijn kroon, door wind bewogen,
gelijk een helm zich welft voor de ogen.
En als een roos stond de andere daar,
de schoonste knop van 't jonge jaar,
voordat de lente, wedergekomen
nog zelve ontwaakt is uit haar dromen.
Maar als de storm het land doorjaagt,
zal de eik hem trotsen, onversaagd;
en als de lentestralen gloeien,
zal, heerlijk schoon, het roosje bloeien.
Zo groeiden beide, blijde en vroom:
FRIDTHJOF was de jonge boom,
en 't roosje met de schoonheid kroone,
haar naam was INGEBORG de schone.
Als gij hen zag, in de ochtendstraal,
dan waande gij u in Freya's zaal,
waar menig bruidspaar, jong van jaren,
gevleugeld zweeft, met gulden haren.
Maar zag gij hen bij 't licht der maan
rondhuppelen in een groene laan,
ge dacht dat ge onder bonte kransen
de elfkoning met zijn bruid zag dansen.
Hoe trots was Fridthjof, toen zijn hand
voor 't eerst een rune schreef in 't zand,
en toen hij haar, o zoet belonen,
geleerd, aan Ingeborg mocht tonen!
Hoe vrolijk was hij, als zijn boot
met haar door 't blauwe zeenat schoot!
En als zij 't blanke zeil dan spanden,
dan klapte ze in haar kleine handen!
Er was geen vogelnest zo hoog,
dat hij niet voor haar nedertoog:
zelfs de arend, op haar klip verheven,
moest eieren en jongen geven.
Geen beek, of hij droeg zonder schroom
het meisje door de wilde stroom.
Hoe zalig dan, in 't schuim der baren
de klem van witte armpjes te ontwaren.
En de eerste bloem, die 't voorjaar bood,
en de eerstling-aardbei, rijp en rood,
en 't eerste goud der korenlanden
bracht hij haar trouw, als vriendschapspanden.
Maar ziet! de prille jeugd verging:
reeds is de knaap een jongeling,
wiens blikken kracht en moed voorspellen,
en 't meisje voelt haar boezem zwellen.
De jacht vermaakt thans Fridthjof vaak.
Zulk jagen is niet ieders zaak:
want soms zelfs zonder zwaard of speer,
doodt hij met hand en steen de beer.
En als hij dan het dier versloeg,
den ruigen buit naar 't meisje droeg,
een zege-loon voor mannendaden,
hoe zou zij zulk geschenk versmaden?
Want mannenmoed is vrouwenkroon
en kracht verdient der schoonheid loon;
want beide zijn zij hoog en edel,
en zoeken zich als helm en schedel.
Maar als hij soms, in 't avonduur,
bij 't flikkeren van het wintervuur,
van goden las en van godinnen,
die zich in Walhal teder beminnen,
dan dacht hij: “Goud is Freya's haar,
gelijk de blonde korenaar,
maar ik ook heb een bruid gekozen
met gouden net om sneeuw en rozen.”
“Iduna's boezem welft zich hoog
en schuilt achter zijde weg voor 't oog.
Ook ik ken zijde waaronder blanke golven
met rozenknoppen zijn bedolven.”
“En Frigga's ogen, wel is waar,
zijn als de hemel blauw en klaar.
Ook ik ken ogen, bij wier flonkeren
een lentemiddag zou verdonkeren.”
“En Gerda's blozend aangezicht
is als verse sneeuw in noorderlicht.
Ook ik ken wangen, waar de rozen
van 't morgenrood aanminnig blozen.”
“Ik ken een harte, zachtgezind,
dat even trouw als Nanna mint.
Gij Balder, Nanna's zoet verlangen,
gij leeft terecht in dichterszangen!”
“O mocht ik sterven zo als gij!
Gewis naar Hela daalde ik blij,
indien ook mijn dood eeuwig smartte
haar, die ik min met al mijn harte.”
De koningsdochter zong dan blijd'
een heldenlied, en schiep met vlijt
op 't witte doek, met bonte zijde
een landschap, wonderschoon en blijde.
Daar straalde door het groene woud
het krijgersschild van blinkend goud,
terwijl de rode lansen vlogen
en 't zilver blonk op pantserbogen.
Doch als zij weefde dag aan dag,
en 's helden beeltenis vorderen zag,
haar leek te zien, dan bloosde zij,
maar ook verheugd, verliefd en blij.
En Fridthjof sneed met trouwe min
in elke berk hun letters in.
Gelijk hun harten groeiden samen,
zo deden eveneens hun namen.
Wanneer de dag, met goud bekroond,
de wereldkoning zich vertoont,
dan zijn ze, wat hen wenke of wachte,
elkanders énige gedachte.
En is de nacht dan eindelijk daar,
de wereldmoeder met 't donkere haar,
dan zien zij, onuitspreeklijk teder
elkander in hun dromen weder.
Ingeborg:
“Gij aarde, die van jaar tot jaar
met bloemen siert uw groenend haar:
O wil voor mij de schoonste strooien,
om Fridthjofs lokkig haar te tooien!”
Fridthjof:
“Gij wereldzee, wier diepe nacht
verlicht is door der paarlen pracht:
O laat mij neder, om in uw zalen
voor Ingeborg een snoer te halen!”
Ingeborg:
“Gij wereldoog, gij gouden zon,
indien ik u slechts grijpen kon:
ik zou aan Fridthjof u vereren,
als schild, om pijlen af te weren.”
Fridthjof:
“Gij nachtlamp, die daar mijmerend staat,
gij maan, met uw verbleekt gelaat!
Gij zoudt, kon ik u neer doen dalen,
aan 't voorhoofd van mijn meisje pralen.”
Maar Hilding sprak: “O voedsterkind,
vergeet het meisje dat gij mint!
Verschillend zijn des levens loten:
uit konings bloed is zij gesproten.
“Tot Odin zelf, in sterrenpracht,
verheft zich Ingeborgs geslacht.
Gij, landmanszoon, behoort te wijken,
een ieder voegt bij zijns gelijken.”
Maar Fridthjof lachte: “Mijn geslacht
daalt neerwaarts tot der doden nacht.
Mijn arm sloeg laatst den berenkoning,
ik nam zijn stamboom tot beloning.
“De vrije wijkt voor niemand uit!
De hele wereld is zijn buit,
en hoe het noodlot hem ook hone:
de hoop draagt toch een koningskrone.
“Uit hoge stam is elke kracht,
want Thor woont hoog in Trudwangs pracht.
Hij weegt niet de afkomst maar de daden,
en zwaarden kunnen krachtig raden.
“Ik wil mijn bruid verwerven, koen,
al moest ik tegen Thor dat doen.
Wees trouw, mijn lelie, laat u leiden!
Wee hem die u en mij wil scheiden!”
Volgende pagina: De Fridthjof Saga